'Woord' in de Bijbel
Tot welken het woord des HEEREN geschiedde, in de dagen van Josia, zoon van Amon, koning van Juda, in het dertiende jaar zijner regering.
Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, Jeremia? En ik zeide: Ik zie een amandelroede.
En de HEERE zeide tot mij: Gij hebt wel gezien; want Ik zal wakker zijn over Mijn woord, om dat te doen.
En des HEEREN woord geschiedde ten tweeden male tot mij, zeggende: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie een ziedenden pot, welks voorste deel tegen het noorden is.
Hoort des HEEREN woord, gij huis van Jakob, en alle geslachten van het huis Israels!
O geslacht, aanmerkt toch gijlieden des HEEREN woord! Ben Ik Israel een woestijn geweest, of een land der uiterste donkerheid? Waarom zegt dan Mijn volk: Wij zijn heren, wij zullen niet meer tot U komen?
Ja, die profeten zullen tot wind worden, want het woord is niet bij hen; hun zelven zal zo geschieden.
Daarom zegt de HEERE, de God der heirscharen, alzo, omdat gijlieden dit woord spreekt: Ziet, Ik zal Mijn woorden in uw mond tot vuur maken, en dit volk tot hout, en het zal hen verteren.
Tot wie zal ik spreken en betuigen, dat zij het horen? Ziet, hun oor is onbesneden, dat zij niet kunnen toeluisteren; ziet, het woord des HEEREN is hun tot een smaad, zij hebben geen lust daartoe.
Het woord, dat tot Jeremia geschied is, van den HEERE, zeggende:
Sta in de poort van des HEEREN huis, en roep aldaar dit woord uit, en zeg: Hoort des HEEREN woord, o gans Juda! gij, die door deze poorten ingaat, om den HEERE aan te bidden.
De wijzen zijn beschaamd, verschrikt en gevangen; ziet, zij hebben des HEEREN woord verworpen, wat wijsheid zouden zij dan hebben?
Hoort dan des HEEREN woord, gij vrouwen! en uw oor ontvange het woord Zijns monds, en leert uw dochters weeklagen, en elke een haar metgezellin klaagliederen.
Hoort het woord, dat de HEERE tot ulieden spreekt, o huis Israels!
Het woord, dat tot Jeremia geschied is, van den HEERE, zeggende:
En ik kocht een gordel naar het woord des HEEREN, en ik deed dien aan mijn lenden.
Toen geschiedde des HEEREN woord ten tweeden male tot mij, zeggende:
Daarom zeg dit woord tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Alle flessen zullen met wijn gevuld worden. Dan zullen zij tot u zeggen: Weten wij niet zeer wel, dat alle flessen met wijn gevuld zullen worden?
Het woord des HEEREN, dat tot Jeremia geschied is, over de zaken der grote droogte.
Daarom zult gij dit woord tot hen zeggen: Mijn ogen zullen van tranen nederdalen nacht en dag, en niet ophouden; want de jonkvrouw der dochter Mijns volks is gebroken met een grote breuk, een plage, die zeer smartelijk is.
Als Uw woorden gevonden zijn, zo heb ik ze opgegeten, en Uw woord is mij geweest tot vreugde en tot blijdschap mijns harten; want ik ben naar Uw Naam genoemd, o HEERE, God der heirscharen!
Ziet, zij zeggen tot mij: Waar is het woord des HEEREN? Laat het nu komen!
En zeg tot hen: Hoort des HEEREN woord, gij koningen van Juda, en gans Juda, en alle inwoners van Jeruzalem, die door deze poorten ingaat!
Toen zeiden zij: Komt aan, laat ons gedachten tegen Jeremia denken; want de wet zal niet vergaan van den priester, noch de raad van den wijze, noch het woord van den profeet; komt aan, en laat ons hem slaan met de tong, en laat ons niet luisteren naar enige zijner woorden!
En zeg: Hoort des HEEREN woord, gij koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem! Alzo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal een kwaad brengen over deze plaats, van hetwelk een ieder, die het hoort, zijn oren klinken zullen;
Want sinds ik spreke, roep ik uit, ik roep geweld en verstoring; omdat mij des HEEREN woord den gansen dag tot smaad en tot schimp is.
Het woord, dat van den HEERE geschied is tot Jeremia, als koning Zekekia tot hem zond Pashur, den zoon van Malchia, en Zefanja, den zoon van Maaseja, den priester, zeggende:
En aangaande het huis des konings van Juda, hoort des HEEREN woord.
Alzo zegt de HEERE: Ga af in het huis des konings van Juda, en spreek aldaar dit woord.
En zeg: Hoor het woord des HEEREN, gij koning van Juda, gij, die zit op Davids troon, gij, en uw knechten, en uw volk, die door deze poorten ingaan!
Want wie heeft in des HEEREN raad gestaan, en Zijn woord gezien of gehoord? Wie heeft Zijn woord aangemerkt en gehoord?
De profeet, bij welken een droom is, die vertelle den droom; en bij welken Mijn woord is, die spreke Mijn woord waarachtiglijk; wat heeft het stro met het koren te doen? spreekt de HEERE.
Is Mijn woord niet alzo, als een vuur? spreekt de HEERE, en als een hamer, die een steenrots te morzel slaat?
Maar des HEEREN last zult gij niet meer gedenken; want een iegelijk zal zijn eigen woord een last zijn, dewijl gij verkeert de woorden van den levenden God, den HEERE der heirscharen, onzen God.
Maar dewijl gij zegt: Des HEEREN last; daarom, zo zegt de HEERE: Omdat gij dit woord zegt: Des HEEREN last, daar Ik tot u gezonden heb, zeggende: Gij zult niet zeggen: Des HEEREN last;
Het woord, dat tot Jeremia geschied is over het ganse volk van Juda, in het vierde jaar van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda (dit was het eerste jaar van Nebukadrezar, koning van Babel);
Van het dertiende jaar van Josia, den zoon van Amon, den koning van Juda, tot op dezen dag toe (dit is het drie en twintigste jaar) is het woord des HEEREN tot mij geschied; en ik heb tot ulieden gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt niet gehoord.
In het begin des koninkrijks van Jojakim, den zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde dit woord van den HEERE, zeggende:
Zo zegt de HEERE: Sta in het voorhof van het huis des HEEREN, en spreek tot alle steden van Juda, die komen om aan te bidden in het huis des HEEREN, al de woorden, die Ik u geboden heb tot hen te spreken, doe er niet een woord af.
In het begin des koninkrijks van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde dit woord tot Jeremia, van den HEERE, zeggende:
Maar zo zij profeten zijn, en zo des HEEREN woord bij hen is, laat hen nu bij den HEERE der heirscharen voorbidden, opdat de vaten, die in het huis des HEEREN, en in het huis des konings van Juda, en te Jeruzalem zijn overgebleven, niet naar Babel komen.
Maar hoor nu dit woord, dat ik spreek voor uw oren, en voor de oren des gansen volks:
De profeet, die geprofeteerd zal hebben van vrede, als het woord van dien profeet komt, dan zal die profeet bekend worden, dat hem de HEERE in der waarheid gezonden heeft.
Doch des HEEREN woord geschiedde tot Jeremia (nadat de profeet Hananja het juk van den hals van den profeet Jeremia verbroken had), zeggende:
Want zo zegt de HEERE: Zekerlijk, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik ulieden bezoeken, en Ik zal Mijn goed woord over u verwekken, u wederbrengende tot deze plaats.
Gij dan, hoort des HEEREN woord, gij allen, die gevankelijk zijt weggevoerd, die Ik van Jeruzalem naar Babel heb weggezonden!
Omdat zij een dwaasheid deden in Israel, en overspel bedreven met de vrouwen hunner naasten, en spraken het woord valselijk in Mijn Naam, dat Ik hun niet geboden had; en Ik ben Degene, Die het weet, en een getuige daarvan, spreekt de HEERE.
Hoort des HEEREN woord, gij heidenen! en verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die Israel verstrooid heeft, zal hem weder vergaderen, en hem bewaren als een herder zijn kudde.
Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Dit woord zullen zij nog zeggen in het land van Juda, en in zijn steden, als Ik hun gevangenis wenden zal: De HEERE zegene u, gij woning der gerechtigheid, gij berg der heiligheid!
Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, in het tiende jaar van Zedekia, koning van Juda; dit jaar was het achttiende jaar van Nebukadrezar.
Jeremia dan zeide: Des HEEREN woord is tot mij geschied, zeggende:
Alzo kwam Hanameel, mijns ooms zoon, naar des HEEREN woord, tot mij, in het voorhof der bewaring, en zeide tot mij: Koop toch mijn veld, hetwelk is bij Anathoth, dat in het land van Benjamin is; want gij hebt het erfrecht, en gij hebt de lossing, koop het voor u. Toen merkte ik, dat het des HEEREN woord was.
Voorts geschiedde des HEEREN woord ten tweeden male tot Jeremia, als hij nog in het voorhof der bewaring was opgesloten, zeggende:
Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik het goede woord verwekken zal, dat Ik tot het huis van Israel en over het huis van Juda gesproken heb.
Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE (als Nebukadrezar, koning van Babel, en zijn ganse heir, en alle koninkrijken der aarde, die onder de heerschappij zijner hand waren, en al de volken tegen Jeruzalem streden, en tegen al haar steden), zeggende:
Maar hoor des HEEREN woord, o Zedekia, koning van Juda! zo zegt de HEERE van u: Gij zult door het zwaard niet sterven.
Gij zult sterven in vrede, en naar de brandingen van uw vaderen, de vorige koningen, die voor u geweest zijn, alzo zullen zij over u branden, en u beklagen, zeggende: Och heer! want Ik heb het woord gesproken, spreekt de HEERE.
Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, nadat de koning Zedekia een verbond gemaakt had met het ganse volk, dat te Jeruzalem was, om vrijheid voor hen uit te roepen.
Daarom geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, van den HEERE, zeggende:
Het woord, dat tot Jeremia geschied is van den HEERE, in de dagen van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende:
Het gebeurde ook in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, dat dit woord tot Jeremia geschiedde van den HEERE, zeggende:
Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, nadat de koning de rol en de woorden, die Baruch geschreven had uit den mond van Jeremia, verbrand had, zeggende:
Toen geschiedde des HEEREN woord tot den profeet Jeremia, zeggende:
Zo zond de koning Zedekia henen, en liet hem halen; en de koning vraagde hem in zijn huis, in het verborgen, en zeide: Is er ook een woord van den HEERE? En Jeremia zeide: Er is; en hij zeide: Gij zult in de hand des konings van Babel gegeven worden.
Maar indien gij weigert uit te gaan, zo is dit het woord, dat de HEERE mij heeft doen zien;
Het woord des HEEREN was ook tot Jeremia geschied, als hij in het voorhof der bewaring besloten was, zeggende:
Het woord, dat van den HEERE geschied is tot Jeremia, nadat Nebuzaradan, de overste der trawanten, hem had laten gaan van Rama; als hij hem had laten halen, daar hij met ketenen gebonden was in het midden aller gevangenen van Jeruzalem en Juda, die naar Babel gevankelijk werden weggevoerd.
En de profeet Jeremia zeide tot hen: Ik heb het gehoord; ziet, ik zal tot den HEERE, uw God, bidden naar uw woorden; en het zal geschieden, het ganse woord, dat de HEERE u zal antwoorden, zal ik u bekend maken, ik zal u niet een woord onthouden.
Toen zeiden zij tot Jeremia: De HEERE zij tussen ons tot een waarachtig en gewis Getuige: indien wij niet naar alle woord, met hetwelk u de HEERE, uw God, tot ons zal zenden, alzo zullen doen!
En het gebeurde ten einde van tien dagen, dat des HEEREN woord tot Jeremia geschiedde.
Nu dan, daarom hoort des HEEREN woord, gij overblijfsel van Juda! Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Indien gij ganselijk uw aangezichten zult stellen om in Egypte te gaan, en zult henen ingaan, om aldaar als vreemdelingen te verkeren;
Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia te Tachpanhes, zeggende:
Het woord, dat tot Jeremia geschiedde aan al de Joden, die in Egypteland woonden, die te Migdol woonden, en te Tachpanhes, en te Nof, en in het land Pathros, zeggende:
Aangaande het woord, dat gij tot ons in des HEEREN Naam gesproken hebt, wij zullen naar u niet horen.
Voorts zeide Jeremia tot al het volk, en tot al de vrouwen: Hoort des HEEREN woord, gij gans Juda, die in Egypteland zijt!
Daarom hoort des HEEREN woord, gij gans Juda, die in Egypteland woont! Ziet, Ik zweer bij Mijn groten Naam, zegt de HEERE, zo Mijn Naam met den mond van enig man van Juda in gans Egypteland meer zal genoemd worden, die zegge: Zo waarachtig als de Heere HEERE leeft!
Maar die van het zwaard ontkomen, zullen uit Egypteland wederkeren in het land van Juda, weinig in getal; en het ganse overblijfsel van Juda, die in Egypteland gekomen zijn, om aldaar als vreemdelingen te verkeren, zullen weten, wiens woord bestaan zal, het Mijn of het hunne.
Het woord, dat de profeet Jeremia gesproken heeft tot Baruch, den zoon van Nerija, als hij die woorden uit den mond van Jeremia in een boek schreef, in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende:
Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschied is tegen de heidenen.
Het woord, dat de HEERE tot den profeet Jeremia sprak, van de aankomst van Nebukadrezar, den koning van Babel, om Egypteland te slaan.
Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschiedde, tegen de Filistijnen; eer dat Farao Gaza sloeg.
Het woord des HEEREN, dat tot den profeet Jeremia geschied is tegen Elam, in het begin des koninkrijks van Zedekia, den koning van Juda, zeggende:
Het woord, dat de HEERE gesproken heeft tegen Babel, tegen het land der Chaldeen, door den dienst van den profeet Jeremia.
Het woord, dat de profeet Jeremia beval aan Seraja, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, als hij van Zedekia, den koning van Juda, naar Babel toog, in het vierde jaar zijner regering; en Seraja was een vreemdzaam vorst.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (11)
- Exodus (12)
- Leviticus (2)
- Numberi (9)
- Deuteronomium (15)
- Jozua (10)
- Richteren (5)
- 1 Samuël (17)
- 2 Samuël (20)
- 1 Koningen (55)
- 2 Koningen (28)
- 1 Kronieken (12)
- 2 Kronieken (16)
- Ezra (3)
- Nehemia (2)
- Esther (11)
- Job (4)
- Psalmen (42)
- Spreuken (7)
- Prediker (3)
- Jesaja (28)
- Jeremia (98)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (67)
- Daniël (11)
- Hosea (4)
- Joël (2)
- Amos (5)
- Jona (5)
- Micha (2)
- Habakuk (1)
- Zefanja (2)
- Zacharia (13)
- Maleachi (1)
- Mattheüs (18)
- Markus (18)
- Lukas (26)
- Johannes (30)
- Handelingen (44)
- Romeinen (5)
- 1 Corinthiërs (4)
- 2 Corinthiër (8)
- Galaten (2)
- Efeziërs (4)
- Filippenzen (2)
- Colossenzen (4)
- 1 Thessalonicenzen (4)
- 2 Thessalonicenzen (5)
- 1 Timotheüs (6)
- 2 Timotheüs (5)
- Titus (5)
- Hebreeën (12)
- Jakobus (2)
- 1 Petrus (4)
- 2 Petrus (3)
- 1 Johannes (6)
- Openbaring (8)
Verwante onderwerpen
- Aaron, Priesterlijke Verantwoordelijkheden
- Afwijzing Van Gods Woord
- Anderen Die Niet Antwoorden
- Angst Voor Gods Woord
- Antwoord
- Antwoord Op Gebed
- Antwoord Op Gods Genade
- Antwoorden
- Antwoorden Door Vuur
- Beantwoord Gebed
- Beantwoorde Beloften
- Beantwoorde Gebeden
- Beantwoorden
- Christelijk Antwoord Aan Vijanden
- Christelijk Antwoord Op Ondankbaarheid
- Christelijk Antwoord Op Vervolging
- De Alomtegenwoordigheid Van Jezus Christus
- De Kracht Van Woorden
- De Rol Van Profeten
- De Woorden Van De Discipelen
- Gebed Als Een Antwoord Op God
- Genegenheid Voor Gods Woord
- Genoemde Profeten Van De Heer
- God Beantwoordde Gebed
- God Beantwoordde Gebeden
- God Beantwoorden
- God Beantwoordt
- God Beantwoordt Gebed
- God Die Niet Antwoordt
- God Zal Antwoorden
- Gods Alomtegenwoordigheid
- Gods Oproep, Enkelen Beantwoorden
- Gods Roep Beantwoorden
- Gods Tegenwoordigheid Verlaten
- Gods Woord Begrijpen
- Gods Woord Geeft Vrijheid
- Gods Woord Horen
- Gods Woord Is Rechtvaardig
- Gods Woord Is Waar
- Goede Woorden
- Het Antwoord Van Gelovigen Op Hebzucht
- Het Antwoord Van Heiligen Op Liegen
- Het Christelijk Antwoord Op Vloeken
- Het Effect Van Gods Woord
- Het Ontvangen Van Gods Woord
- Het Sleutelwoord Van Hebreeën
- Het Woord Spreken Dat God Geschonken Heeft
- Het Woord Van God
- In De Tegenwoordigheid Van De Mens
- Jaren Van Zedekia
- Je Woord Houden
- Kinderen, Verantwoordelijkheden Jegens God
- Kinderen, Verantwoordelijkheden Jegens Ouders
- Laatste Woorden
- Land Als Goddelijke Verantwoordelijkheid
- Leeftijd Van Verantwoording
- Leven Ondanks Gods Tegenwoordigheid
- Leven Volgens Gods Woord
- Licht Als Een Symbool Van Gods Woord
- Menselijke Autoriteit, Christelijk Antwoord
- Menselijke Verantwoordelijkheden Tegenover De Schepping
- Mensen Beantwoorden
- Nutteloze Woorden
- Nutteloze Woorden En Denken
- Onbeantwoorde Gebeden
- Ongeloof Als Antwoord Tot God
- Onvervuld Woord
- Ouderlijke Verantwoordelijkheden
- Persoonlijke Verantwoordelijkheid
- Putten Als Woord Voor Graven
- Satan Tegen Het Woord Van God
- Spreekwoord
- Teveel Woorden
- Toelating Tot Gods Tegenwoordigheid
- Twijfel Aan Gods Woord
- Uitsluiting Van Gods Tegenwoordigheid
- Verantwoordelijk Om Te Waarschuwen
- Verantwoordelijk Voor Bloedvergieten
- Verantwoordelijkheden Van Gezag
- Verantwoordelijkheden Van Moeders
- Verantwoordelijkheden Van Vaders
- Verantwoordelijkheden Van Vaders
- Verantwoordelijkheden Van Verkiezing
- Verantwoordelijkheid
- Verantwoordelijkheid Tegenover God
- Verantwoordelijkheid Voor De Natuurlijke Wereld
- Verantwoordelijkheid Voor Gods Wereld
- Verantwoording
- Vertrouwen In Gods Woord
- Voorbeelden Van Verantwoordelijkheid
- Vreugde In Gods Woord
- Vriendelijke Woorden
- Vuur Van Gods Woord
- Waarom Gebed Onbeantwoord Blijft
- Wolken, Gods Tegenwoordigheid
- Woord Van God
- Woorden
- Woorden Aan Individuen Vervuld
- Woorden Dupliceren
- Woorden Van De Mens Die Vervuld Worden
- Woordvoerders
- Zachte Woorden
- Zelfverantwoording