'Zullen' in de Bijbel
Zult gij, om te bestraffen, woorden bedenken, en zullen de redenen des mismoedigen voor wind zijn?
Het oog desgenen, die mij nu ziet, zal mij niet zien; uw ogen zullen op mij zijn; maar ik zal niet meer zijn.
Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen?
Zie, dat is vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten.
Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
Dan zult Gij mij in de gracht induiken, en mijn klederen zullen van mij gruwen.
En gij zult nederliggen, en niemand zal u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken.
Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hun verwachting zal zijn de uitblazing der ziel.
Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen.
Alzo ligt de mens neder, en staat niet op; totdat de hemelen niet meer zijn, zullen zij niet opwaken, noch uit hun slaap opgewekt worden.
Want weinige jaren in getal zullen er nog aankomen, en ik zal het pad henengaan, waardoor ik niet zal wederkeren.
Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.
De oprechten zullen hierover verbaasd zijn, en de onschuldige zal zich tegen den huichelaar opmaken;
Zij zullen ondervaren met de handbomen des grafs, als er rust te zamen in het stof wezen zal.
Hoe lang is het, dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken.
De treden zijner macht zullen benauwd worden, en zijn raad zal hem nederwerpen.
De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten.
Van onder zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden worden.
Over zijn dag zullen de nakomelingen verbaasd zijn, en de ouden met schrik bevangen worden.
En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen;
Denwelken ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot.
Zal hij, gelijk zijn drek, in eeuwigheid vergaan; die hem gezien hadden, zullen zeggen: Waar is hij?
Zijn kinderen zullen zoeken den armen te behagen; en zijn handen zullen zijn vermogen moeten weder uitkeren.
Zijn beenderen zullen vol van zijn verborgene zonden zijn; van welke elkeen met hem op het stof nederliggen zal.
Men zal het zwaard uittrekken, het zal uit het lijf uitgaan, en glinsterende uit zijn gal voortkomen; verschrikkingen zullen over hem zijn.
Wat is de Almachtige, dat wij Hem zouden dienen? En wat baat zullen wij hebben, dat wij Hem aanlopen zouden?
De doden zullen geboren worden van onder de wateren, en hun inwoners.
Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn tong bedrog zal uitspreken!
Dit is het deel des goddelozen mensen bij God, en de erve der tirannen, die zij van den Almachtige ontvangen zullen.
Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is ten zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd worden.
Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen.
Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen; des nachts zal hem een wervelwind wegstelen.
Mijn redenen zullen de oprechtigheid mijns harten, en de wetenschap mijner lippen, wat zuiver is, uitspreken.
De lieden van verstand zullen met mij zeggen, en een wijs man zal naar mij horen;
Want voorwaar, mijn woorden zullen geen valsheid zijn; een, die oprecht is van gevoelen, is bij u.
Indien zij horen, en Hem dienen, zo zullen zij hun dagen eindigen in het goede, en hun jaren in liefelijkheden.
Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis.
Zult gij met hem spelen gelijk met een vogeltje, of zult gij hem binden voor uw jonge dochters? [ (Job 40:25) Zullen de metgezellen over hem een maaltijd bereiden? Zullen zij hem delen onder de kooplieden? ] [ (Job 40:26) Zult gij zijn huid met haken vullen, of met een visserskrauwel zijn hoofd? ] [ (Job 40:27) Leg uw hand op hem, gedenk des strijds, doe het niet meer. ] [ (Job 40:28) Zie, zijn hoop zal feilen; zal hij ook voor zijn gezicht nedergeslagen worden? ]
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (72)
- Exodus (106)
- Leviticus (86)
- Numberi (148)
- Deuteronomium (90)
- Jozua (34)
- Richteren (21)
- Ruth (3)
- 1 Samuël (38)
- 2 Samuël (18)
- 1 Koningen (32)
- 2 Koningen (22)
- 1 Kronieken (3)
- 2 Kronieken (34)
- Ezra (12)
- Nehemia (8)
- Esther (5)
- Job (38)
- Psalmen (137)
- Spreuken (33)
- Prediker (10)
- Hooglied (6)
- Jesaja (252)
- Jeremia (199)
- Klaagliederen (5)
- Ezechiël (254)
- Daniël (41)
- Hosea (44)
- Joël (14)
- Amos (23)
- Obadja (8)
- Jona (3)
- Micha (21)
- Nahum (10)
- Habakuk (6)
- Zefanja (9)
- Zacharia (50)
- Maleachi (10)
- Mattheüs (65)
- Markus (37)
- Lukas (56)
- Johannes (25)
- Handelingen (21)
- Romeinen (27)
- 1 Corinthiërs (18)
- 2 Corinthiër (6)
- Galaten (4)
- Efeziërs (2)
- Colossenzen (1)
- 1 Thessalonicenzen (4)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (5)
- 2 Timotheüs (11)
- Hebreeën (14)
- Jakobus (3)
- 1 Petrus (3)
- 2 Petrus (9)
- 1 Johannes (2)
- 3 Johannes (1)
- Judas (1)
- Openbaring (40)