1 Samuël 24:16
En het geschiedde, toen David geeindigd had al deze woorden tot Saul te spreken, zo zeide Saul: Is dit uw stem, mijn zoon David? Toen hief Saul zijn stem op en weende.
1 Samuël 26:17
Saul nu kende de stem van David, en zeide: Is dit uw stem, mijn zoon David? David zeide: Het is mijn stem, mijn heer koning!
Genesis 33:4
Toen liep Ezau hem tegemoet, en nam hem in den arm, en viel hem aan den hals, en kuste hem; en zij weenden.
Job 6:25
O, hoe krachtig zijn de rechte redenen! Maar wat bestraft het bestraffen, dat van ulieden is?
Spreuken 15:1
Een zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen.
Spreuken 25:11
Een rede, op zijn pas gesproken, is als gouden appelen in zilveren gebeelde schalen.
Lukas 21:15
Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten.
Handelingen 6:10
En zij konden niet wederstaan de wijsheid en den Geest, door Welken hij sprak.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd