Genesis 39:8

Maar hij weigerde het, en zeide tot de huisvrouw zijns heren: Zie, mijn heer heeft geen kennis met mij, wat er in het huis is; en al wat hij heeft, dat heeft hij in mijn hand gegeven.

Spreuken 1:10

Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet;

Spreuken 2:10

Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn;

Spreuken 2:16-19

Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;

Spreuken 5:3-8

Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie.

Spreuken 6:20-25

Mijn zoon, bewaar het gebod uws vaders, en verlaat de wet uwer moeder niet.

Spreuken 6:29

Alzo die tot zijns naasten huisvrouw ingaat; al wie haar aanroert, zal niet onschuldig gehouden worden.

Spreuken 6:32-33

Maar die met een vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet;

Spreuken 7:5

Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die met haar redenen vleit.

Spreuken 7:25-27

Laat uw hart tot haar wegen niet wijken, dwaalt niet op haar paden.

Spreuken 9:13-18

Een zotte vrouw is woelachtig, de slechtigheid zelve, en weet niet met al.

Spreuken 18:24

Een man, die vrienden heeft, heeft zich vriendelijk te houden; want er is een liefhebber, die meer aankleeft dan een broeder.

Spreuken 22:14

De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin vallen.

Spreuken 23:26-28

Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uw ogen mijn wegen bewaren.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain