Job 19:7
Ziet, ik roep, geweld! doch word niet verhoord; ik schreeuw, doch er is geen recht.
Klaagliederen 3:8
Gimel. Ook wanneer ik roep en schreeuw, sluit Hij de oren voor mijn gebed.
Habakuk 1:2-3
HEERE! hoe lang schreeuw ik, en Gij hoort niet, hoe lang roep ik geweld, tot U, en Gij verlost niet!
Job 9:24
De aarde wordt gegeven in de hand des goddelozen; Hij overdekt het aangezicht harer rechteren; zo niet, wie is Hij dan?
Job 9:32
Want Hij is niet een man, als ik, dien ik antwoorden zou, zo wij te zamen in het gericht kwamen.
Job 10:3
Is het U goed, dat Gij verdrukt, dat Gij verwerpt den arbeid Uwer handen, en over den raad der goddelozen schijnsel geeft?
Job 10:15-17
Zo ik goddeloos ben, wee mij! En ben ik rechtvaardig, ik zal mijn hoofd niet opheffen; ik ben zat van schande, maar aanzie mijn ellende.
Job 13:15-23
Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen? Evenwel zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen.
Job 16:17-19
Daar toch geen wrevel in mijn handen is, en mijn gebed zuiver is.
Job 16:21
Och, mocht men rechten voor een man met God, gelijk een kind des mensen voor zijn vriend.
Job 21:27
Ziet, ik weet ulieder gedachten, en de boze verdichtselen, waarmede gij tegen mij geweld doet.
Job 23:3-7
Och, of ik wist, dat ik Hem vinden zou, ik zou tot Zijn stoel komen;
Job 30:20
Ik schrei tot U, maar Gij antwoordt mij niet; ik sta, maar Gij acht niet op mij.
Job 31:35-36
Och, of ik een hadde, die mij hoorde! Zie, mijn oogmerk is, dat de Almachtige mij antwoorde, en dat mijn tegenpartij een boek schrijve.
Job 34:5
Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig, en God heeft mijn recht weggenomen.
Job 40:8
Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!
Psalmen 22:2
Mijn God! Ik roep des daags, maar Gij antwoordt niet; en des nachts, en ik heb geen stilte.
Jeremia 20:8
Want sinds ik spreke, roep ik uit, ik roep geweld en verstoring; omdat mij des HEEREN woord den gansen dag tot smaad en tot schimp is.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd