Job 40:4

Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?

Job 29:9

De oversten hielden de woorden in, en leiden de hand op hun mond.

Job 21:5

Ziet mij aan, en wordt verbaasd, en legt de hand op den mond.

Job 42:6

Daarom verfoei ik mij, en ik heb berouw in stof en as.

Richteren 18:19

En zij zeiden tot hem: Zwijg, leg uw hand op uw mond, en ga met ons, en wees ons tot een vader en tot een priester! Is het beter, dat gij een priester zijt voor het huis van een man, of dat gij een priester zijt voor een stam, en een geslacht in Israel?

Ezra 9:6

En ik zeide: Mijn God, ik ben beschaamd en schaamrood, om mijn aangezicht tot U op te heffen, mijn God; want onze ongerechtigheden zijn vermenigvuldigd tot boven ons hoofd, en onze schuld is groot geworden tot aan den hemel.

Genesis 18:27

En Abraham antwoordde en zeide: Zie toch; ik heb mij onderwonden te spreken tot den Heere, hoewel ik stof en as ben!

Genesis 32:10

Ik ben geringer dan al deze weldadigheden, en dan al deze trouw, die Gij aan Uw knecht gedaan hebt; want ik ben met mijn staf over deze Jordaan gegaan, en nu ben ik tot twee heiren geworden!

2 Samuël 24:10

En Davids hart sloeg hem, nadat hij het volk geteld had; en David zeide tot den HEERE: Ik heb zeer gezondigd in hetgeen ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaan.

1 Koningen 19:4

Maar hij zelf ging henen in de woestijn een dagreis, en kwam, en zat onder een jeneverboom; en bad, dat zijn ziel stierve, en zeide: Het is genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen.

Ezra 9:15

O HEERE, God van Israel! Gij zijt rechtvaardig; want wij zijn overgelaten ter ontkoming, als het is te dezen dage. Zie, wij zijn voor Uw aangezicht in onze schuld; want er is niemand, die voor Uw aangezicht zou kunnen bestaan, om zulks.

Nehemia 9:33

Doch Gij zijt rechtvaardig, in alles, wat ons overkomen is; want Gij hebt trouwelijk gehandeld, maar wij hebben goddelooslijk gehandeld.

Job 9:31-35

Dan zult Gij mij in de gracht induiken, en mijn klederen zullen van mij gruwen.

Job 16:21

Och, mocht men rechten voor een man met God, gelijk een kind des mensen voor zijn vriend.

Job 23:4-7

Ik zou het recht voor Zijn aangezicht ordentelijk voorstellen, en mijn mond zou ik met verdedigingen vervullen.

Job 31:37

Het getal mijner treden zou ik hem aanwijzen; als een vorst zou ik tot hem naderen.

Psalmen 39:9

Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, want Gij hebt het gedaan.

Psalmen 51:4-5

Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan, dat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken, en rein zijt in Uw richten.

Spreuken 30:32

Zo gij dwaselijk gehandeld hebt, met u te verheffen, en zo gij kwaad bedacht hebt, de hand op den mond!

Jesaja 6:5

Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben den Koning, den HEERE der heirscharen gezien.

Jesaja 53:6

Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.

Jesaja 64:6

Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind.

Daniël 9:5

Wij hebben gezondigd, en hebben onrecht gedaan, en goddelooslijk gehandeld, en gerebelleerd, met af te wijken van Uw geboden, en van Uw rechten.

Daniël 9:7

Bij U, o Heere! is de gerechtigheid, maar bij ons de beschaamdheid der aangezichten, gelijk het is te deze dage; bij de mannen van Juda, en de inwoners van Jeruzalem, en geheel Israel, die nabij en die verre zijn, in al de landen, waar Gij ze henengedreven hebt, zij tegen U overtreden hebben.

Micha 7:16

De heidenen zullen het zien, en beschaamd zijn, vanwege al hun macht; zij zullen de hand op den mond leggen; hun oren zullen doof worden.

Habakuk 2:20

Maar de HEERE is in Zijn heiligen tempel. Zwijg voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde!

Zacharia 2:13

Zwijg, alle vlees, voor het aangezicht des HEEREN! want Hij is ontwaakt uit Zijn heilige woning.

Lukas 5:8

En Simon Petrus, dat ziende, viel neder aan de knieen van Jezus, zeggende: Heere! ga uit van mij; want ik ben een zondig mens.

Lukas 15:18-19

Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan, en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u;

Lukas 18:13

En de tollenaar, van verre staande, wilde ook zelfs de ogen niet opheffen naar den hemel, maar sloeg op zijn borst, zeggende: O God! wees mij zondaar genadig!

1 Timotheüs 1:15

Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain