2 En zeide tot hen: Gaat heen in het vlek, dat tegen u over is; en terstond als gij in hetzelve komt, zult gij vinden een veulen gebonden, op hetwelk geen mens gezeten heeft, ontbindt het, en brengt het.
2 and *said to them, “Go into the village opposite you, and immediately as you enter it, you will find a colt tied there, on which no one yet has ever sat; untie it and bring it here.
11 En Jezus kwam binnen Jeruzalem, en in den tempel; en als Hij alles rondom bezien had, en het nu avondstond was, ging Hij uit naar Bethanie met de twaalven.
11 Jesus entered Jerusalem and came into the temple; and after looking around at everything, He left for Bethany with the twelve, since it was already late.
13 En ziende van verre een vijgeboom, die bladeren had, ging Hij om te zien, of Hij ook iets op denzelven zou vinden; en daarbij gekomen zijnde, vond Hij niets dan bladeren; want het was de tijd der vijgen niet.
13 Seeing at a distance a fig tree in leaf, He went to see if perhaps He would find anything on it; and when He came to it, He found nothing but leaves, for it was not the season for figs.
15 En zij kwamen te Jeruzalem; en Jezus, in den tempel gegaan zijnde, begon degenen, die in den tempel verkochten en kochten, uit te drijven; en de tafelen der wisselaars, en de zitstoelen dergenen, die de duiven verkochten, keerde Hij om;
15 Then they *came to Jerusalem. And He entered the temple and began to drive out those who were buying and selling in the temple, and overturned the tables of the money changers and the seats of those who were selling doves;
17 En Hij leerde, zeggende tot hen: Is er niet geschreven: Mijn huis zal een huis des gebeds genaamd worden allen volken? Maar gij hebt dat tot een kuil der moordenaren gemaakt.
17 And He began to teach and say to them, “Is it not written, ‘My house shall be called a house of prayer for all the nations’? But you have made it a robbers’ den.”
18 En de Schriftgeleerden en de overpriesters hoorden dat, en zochten, hoe zij Hem doden zouden; want zij vreesden Hem, omdat de ganse schare ontzet was over Zijn leer.
18 The chief priests and the scribes heard this, and began seeking how to destroy Him; for they were afraid of Him, for the whole crowd was astonished at His teaching.
23 Want voorwaar zeg Ik u, dat, zo wie tot dezen berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen; en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven hetgeen hij zegt, geschieden zal, het zal hem geworden, zo wat hij zegt.
23 Truly I say to you, whoever says to this mountain, ‘Be taken up and cast into the sea,’ and does not doubt in his heart, but believes that what he says is going to happen, it will be granted him.
25 En wanneer gij staat om te bidden, vergeeft, indien gij iets hebt tegen iemand; opdat ook uw Vader, Die in de hemelen is, ulieden uw misdaden vergeve.
25 Whenever you stand praying, forgive, if you have anything against anyone, so that your Father who is in heaven will also forgive you your transgressions.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org