Markus

Top 100 Words in Markus

• 608 En
• 341 De
• 298 Hij
• 239 Hem
• 238 Het
• 220 Tot
• 214 Zij
• 182 Van
• 165 Zijn
• 160 Dat
• 154 Een
• 149 Die
• 145 Den
• 144 Zeide
• 137 Niet
• 114 Hen
• 113 Gij
• 109 Te
• 101 Met
• 95 Maar
• 94 Op
• 92 Jezus
• 89 Was
• 83 Als
• 80 Zal
• 79 Want
• 78 Ik
• 72 Hun
• 67 Uit
• 65 Wat
• 64 Des
• 62 Zo
• 59 Der
• 51 Heeft
• 51 Ook
• 51 Worden
• 47 Om
• 46 Zeggende
• 45 Zich
• 44 Aan
• 44 Discipelen
• 42 Er
• 42 Had
• 41 Hebben
• 41 Terstond
• 39 Dan
• 39 Zeiden
• 38 Deze
• 38 Mij
• 38 Zijnde
• 37 Zullen
• 36 Uw
• 36 Waren
• 34 Schare
• 33 Ging
• 33 Gods
• 33 Hebbende
• 31 Wie
• 30 Daar
• 30 Dingen
• 30 Haar
• 29 Kwamen
• 29 Mijn
• 29 Zoon
• 28 Al
• 28 Allen
• 28 Bij
• 28 Kwam
• 28 Opdat
• 28 Over
• 26 Huis
• 25 Geen
• 25 Grote
• 25 Johannes
• 25 Mens
• 25 Mensen
• 25 Wederom
• 24 Dit
• 24 Door
• 24 Niemand
• 24 Nu
• 24 Voor
• 24 Wij
• 23 Naar
• 23 Onder
• 23 Weg
• 23 Zouden
• 23 Zult
• 22 Antwoordende
• 22 Tegen
• 22 Zeg
• 22 Zeggen
• 21 Dezen
• 21 Dien
• 21 Heen
• 21 Hoe
• 21 Indien
• 21 Schriftgeleerden
• 20 Andere
• 20 Geest

All Words in Markus