Psalmen 17:1

Een gebed van David. HEERE! hoor de gerechtigheid, merk op mijn geschrei, neem ter ore mijn gebed, met onbedriegelijke lippen gesproken.

Psalmen 61:1

Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. (1a) O God! hoor mijn geschrei, merk op mijn gebed.

Psalmen 142:6

Let op mijn geschrei, want ik ben zeer uitgeteerd; red mij van mijn vervolgers, want zij zijn machtiger dan ik.

Psalmen 86:1

Een gebed van David. HEERE! neig Uw oor, verhoor mij; want ik ben ellendig en nooddruftig.

2 Kronieken 7:15

Nu zullen Mijn ogen open zijn, en Mijn oren opmerkende op het gebed dezer plaats.

Nehemia 1:6

Laat toch Uw oor opmerkende, en Uw ogen open zijn, om te horen naar het gebed Uws knechts, dat ik heden voor Uw aangezicht bid, dag en nacht, voor de kinderen Israels, Uw knechten; en ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd hebben; ook ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd.

Psalmen 5:2

Merk op de stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God! Want tot U zal ik bidden.

Psalmen 7:8

De HEERE zal den volken recht doen; richt mij, HEERE, naar mijn gerechtigheid, en naar mijn oprechtigheid, die bij mij is.

Psalmen 18:20

De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid, Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen.

Psalmen 18:44

Zo haast als hun oor van mij hoorde, hebben zij mij gehoorzaamd; vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen.

Psalmen 43:1

Doe mij recht, o God! en twist Gij mijn twistzaak; bevrijd mij van het ongoedertieren volk, van den man des bedrogs en des onrechts.

Psalmen 55:2-3

Merk op mij, en verhoor mij; ik bedrijf misbaar in mijn klacht, en maak getier;

Psalmen 66:19

Maar zeker, God heeft gehoord; Hij heeft gemerkt op de stem mijns gebeds.

Psalmen 140:12

Ik weet, dat de HEERE de rechtzaak des ellendigen, en het recht der nooddruftigen zal uitvoeren.

Psalmen 142:1

Een onderwijzing van David, een gebed, als hij in de spelonk was. (1a) Ik riep met mijn stem tot den HEERE; ik smeekte tot den HEERE met mijn stem.

Psalmen 145:18

Koph. De HEERE is nabij allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid.

Jesaja 29:13

Want de Heere heeft gezegd: Daarom dat dit volk tot Mij nadert met zijn mond, en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en hun vreze, waarmede zij Mij vrezen, mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn;

Jeremia 3:10

En zelfs in dit alles heeft zich haar trouweloze zuster Juda tot Mij niet bekeerd met haar ganse hart, maar valselijk, spreekt de HEERE.

Daniël 9:18-19

Neig Uw oor, mijn God! en hoor, doe Uw ogen op, en zie onze verwoestingen, en de stad, die naar Uw Naam genoemd is; want wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden, die groot zijn.

Mattheüs 15:8

Dit volk genaakt Mij met hun mond, en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij;

Johannes 1:47

En Nathanael zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zeide tot hem: Kom en zie.

1 Johannes 3:21

Geliefden! Indien ons hart ons niet veroordeelt, zo hebben wij vrijmoedigheid tot God;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain