Richteren 11:2
Gileads huisvrouw baarde hem ook zonen; en de zonen dezer vrouw, groot geworden zijnde, stieten Jeftha uit, en zeiden tot hem: Gij zult in het huis onzes vaders niet erven, want gij zijt een zoon van een andere vrouw.
Genesis 12:10
En er was honger in dat land; zo toog Abram af naar Egypte, om daar als een vreemdeling te verkeren, dewijl de honger zwaar was in dat land.
Deuteronomium 23:2
Geen bastaard zal in de vergadering des HEEREN komen; zelfs zijn tiende geslacht zal in de vergadering des HEEREN niet komen.
Spreuken 2:16
Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;
Spreuken 5:3
Want de lippen der vreemde vrouw druppen honigzeem, en haar gehemelte is gladder dan olie.
Spreuken 5:20
En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen?
Spreuken 6:24-26
Om u te bewaren voor de kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde tong.
Galaten 4:30
Maar wat zegt de Schrift? Werp de dienstmaagd uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met den zoon der vrije.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd