Spreuken 5:20
En waarom zoudt gij, mijn zoon, in een vreemde dolen, en den schoot der onbekende omvangen?
Spreuken 6:24
Om u te bewaren voor de kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde tong.
Spreuken 7:5
Opdat zij u bewaren voor een vreemde vrouw, voor de onbekende, die met haar redenen vleit.
1 Koningen 11:1
En de koning Salomo had veel vreemde vrouwen lief, en dat benevens de dochter van Farao: Moabietische, Ammonietische, Edomietische, Sidonische, Hethietische;
Spreuken 2:16-19
Om u te redden van de vreemde vrouw, van de onbekende, die met haar redenen vleit;
Spreuken 22:14
De mond der vreemde vrouwen is een diepe gracht; op welken de HEERE vergramd is, zal daarin vallen.
Spreuken 23:27-28
Want een hoer is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge put.
Spreuken 23:33
Uw ogen zullen naar vreemde vrouwen zien, en uw hart zal verkeerdheden spreken.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd