Ruth 2:23
Alzo hield zij zich bij de maagden van Boaz, om op te lezen, totdat de gersteoogst en tarweoogst voleindigd waren; en zij bleef bij haar schoonmoeder.
Deuteronomium 16:9
Zeven weken zult gij u tellen; van dat men met de sikkel begint in het staande koren, zult gij de zeven weken beginnen te tellen.
Spreuken 6:6-8
Ga tot de mier, gij luiaard! zie haar wegen, en word wijs;
Spreuken 13:1
Een wijs zoon hoort de tucht des vaders; maar een spotter hoort de bestraffing niet.
Spreuken 13:20
Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden.
1 Corinthiërs 15:33
Dwaalt niet, kwade samensprekingen verderven goede zeden.
Efeziërs 6:1-3
Gij kinderen, zijt uw ouderen gehoorzaam in den Heere; want dat is recht.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd