'Den heer' in de Bijbel
Heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit, verzamelt de oudsten, en alle inwoners dezes lands, ten huize des HEEREN, uws Gods, en roept tot den HEERE.
En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade.
Wie weet, Hij mocht Zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht een zegen achter Zich overlaten tot spijsoffer en drankoffer voor den HEERE, uw God.
Laat de priesters, des HEEREN dienaars, wenen tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o HEERE! en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God?
En gij, kinderen van Sion! verheugt u en zijt blijde in den HEERE, uw God; want Hij zal u geven dien Leraar ter gerechtigheid; en Hij zal u den regen doen nederdalen, den vroegen regen en den spaden regen in de eerste maand.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (21)
- Exodus (76)
- Leviticus (85)
- Numberi (82)
- Deuteronomium (90)
- Jozua (43)
- Richteren (44)
- Ruth (3)
- 1 Samuël (70)
- 2 Samuël (26)
- 1 Koningen (41)
- 2 Koningen (40)
- 1 Kronieken (34)
- 2 Kronieken (91)
- Ezra (13)
- Nehemia (5)
- Esther (1)
- Job (8)
- Psalmen (182)
- Spreuken (39)
- Jesaja (70)
- Jeremia (68)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (15)
- Daniël (4)
- Hosea (17)
- Joël (5)
- Amos (4)
- Obadja (1)
- Jona (7)
- Micha (8)
- Nahum (2)
- Habakuk (2)
- Zefanja (6)
- Zacharia (16)
- Maleachi (7)
- Mattheüs (10)
- Markus (3)
- Lukas (16)
- Johannes (5)
- Handelingen (34)
- Romeinen (15)
- 1 Corinthiërs (25)
- 2 Corinthiër (15)
- Galaten (2)
- Efeziërs (15)
- Filippenzen (11)
- Colossenzen (7)
- 1 Thessalonicenzen (8)
- 2 Thessalonicenzen (6)
- 1 Timotheüs (2)
- 2 Timotheüs (4)
- Titus (1)
- Filémon (4)
- Hebreeën (1)
- Jakobus (5)
- 1 Petrus (1)
- 2 Petrus (4)
- 2 Johannes (1)
- Openbaring (2)