Meest Populaire Bijbelverzen in Job 22
Job Rang:
Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten.
Dan zult gij het goud op het stof leggen, en het goud van Ofir bij den rotssteen der beken;
Want dan zult gij u over den Almachtige verlustigen, en gij zult tot God uw aangezicht opheffen.
Ja, Hij zal dien bevrijden, die niet onschuldig is, want hij wordt bevrijd door de zuiverheid uwer handen.
Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn;
Als gij een zaak besluit, zo zal zij u bestendig zijn; en op uw wegen zal het licht schijnen.
Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen.
Als men iemand vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal God den nederige van ogen behouden.
Zal ook een man Gode voordelig zijn? Maar voor zichzelven zal de verstandige voordelig zijn.
Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, en zeide:
De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen.
Is niet God in de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn.
Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben?
Want gij hebt uw broederen zonder oorzaak pand afgenomen, en de klederen der naakten hebt gij uitgetogen.
Is niet uw boosheid groot, en uwer ongerechtigheden geen einde?
Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij door de donkerheid oordelen?
Die rimpelachtig gemaakt zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond uitgestort;
Is het voor den Almachtige nuttigheid, dat gij rechtvaardig zijt; of gewin, dat gij uw wegen volmaakt?
Den moede hebt gij geen water te drinken gegeven, en van den hongerige hebt gij het brood onthouden.
De rechtvaardigen zagen het, en waren blijde, en de onschuldige bespotte hen;
Maar was er een man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk persoon woonde daarin.
Hij had immers hun huizen met goed gevuld; daarom is de raad der goddelozen verre van mij.
Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft.