Most Popular Bible Verses in Mattheüs

Mattheüs Rank:

1001

Toen zeide hij tot zijn dienstknechten: De bruiloft is wel bereid, doch de genoden waren het niet waardig.

1003

En uit de graven uitgegaan zijnde, na Zijn opstanding, kwamen zij in de heilige stad, en zijn velen verschenen.

1004

Als het nu avond geworden was, zeide de heer des wijngaards, tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon, beginnende van de laatsten tot de eersten.

1005

Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden!

1006

Ik was een vreemdeling; en gij hebt Mij niet geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed; krank, en in de gevangenis, en gij hebt Mij niet bezocht.

1007

En aldaar was Maria Magdalena, en de andere Maria, zittende tegenover het graf.

1008

En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden, en werden als doden.

1009

Toen verstonden de discipelen dat Hij hun van Johannes de Doper gesproken had.

1010

Maar de wijzen namen olie in haar vaten, met haar lampen.

1011

En zijn hoofd werd gebracht in een schotel, en het dochtertje gegeven; en zij droeg het tot haar moeder.

1012

Ook de begroetingen op de markten, en van de mensen genaamd te worden: Rabbi, Rabbi!

1013

En indien het geschiedt, dat hij hetzelve vindt, voorwaar zeg Ik u, dat hij zich meer verblijdt over hetzelve, dan over de negen en negentig, die niet afgedwaald zijn geweest.

1014

En zij beraadslaagden te zamen, dat zij Jezus met listigheid vangen en doden zouden.

1015

En zo wie gezworen zal hebben bij het altaar, dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij de gave, die daarop is, die is schuldig.

1016

En Zijn hand uitstrekkende over Zijn discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders.

1017

En Jezus, bij hen komende, raakte hen aan, en zeide: Staat op en vreest niet.

1018

Ter zelfder ure sprak Jezus tot de scharen: Gij zijt uitgegaan als tegen een moordenaar, met zwaarden en stokken, om Mij te vangen; dagelijks zat Ik bij u, lerende in den tempel, en gij hebt Mij niet gegrepen;

1019

En zou beginnen zijn mededienstknechten te slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards;

1020

En de discipelen heengegaan zijnde, en gedaan hebbende, gelijk Jezus hun bevolen had,

1021

Maar ten laatste kwamen twee valse getuigen, en zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den tempel Gods afbreken, en in drie dagen denzelven opbouwen.

1022

En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn klederen weg te nemen.

1023

Doch de wijzen antwoordden, zeggende: Geenszins, opdat er misschien voor ons en voor u niet genoeg zij; maar gaat liever tot de verkopers, en koopt voor uzelven.

1024

En Petrus volgde Hem van verre tot aan de zaal des hogepriesters, en binnengegaan zijnde, zat hij bij de dienaren, om het einde te zien.

1025

En de scharen van Zich gelaten hebbende, ging Hij in het schip, en kwam in de landpalen van Magdala.

1026

En die de vijf talenten ontvangen had, kwam, en bracht tot hem andere vijf talenten, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij gegeven; zie, andere vijf talenten heb ik boven dezelve gewonnen.

1027

En hebben dezelve gegeven voor den akker des pottenbakkers; volgens hetgeen mij de Heere bevolen heeft.

1028

En een weinig daarna, die er stonden, bijkomende, zeiden tot Petrus: Waarlijk, gij zijt ook van die, want ook uw spraak maakt u openbaar.

1029

En uitgegaan zijnde omtrent de derde ure, zag hij anderen, ledig staande op de markt.

1030

En wie zweert bij den tempel, die zweert bij denzelven, en bij Dien, Die daarin woont.

1032

Wederom zond hij andere dienstknechten, meer in getal dan de eersten, en zij deden hun desgelijks.

1033

En hij zeide tot dezelve: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zal ik u geven. En zij gingen.

1034

Daarom wie zweert bij het altaar, die zweert bij hetzelve, en bij al wat daarop is.

1035

Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, die zeggen, dat het alzo geschieden moet?

1036

En als Hij hun de handen opgelegd had, vertrok Hij van daar.

1037

En te zamen raad gehouden hebbende, kochten zij daarmede den akker des pottenbakkers, tot een begrafenis voor de vreemdelingen.

1038

En als zij kwamen, die ter elfder ure gehuurd waren, ontvingen zij ieder een penning.

1039

Beveel dan, dat het graf verzekerd worde tot den derden dag toe, opdat Zijn discipelen misschien niet komen bij nacht, en stelen Hem, en zeggen tot het volk: Hij is opgestaan van de doden; en zo zal de laatste dwaling erger zijn, dan de eerste.

1040

En die ze weidden, zijn gevlucht; en als zij in de stad gekomen waren, boodschapten zij al deze dingen, en wat den bezetenen geschied was.

1041

En dien ontvangen hebbende, murmureerden zij tegen den heer des huizes,

1042

En zoekende Hem te vangen, vreesden zij de scharen, dewijl deze Hem hielden voor een profeet.

1043

En indien u iemand iets zegt, zo zult gij zeggen, dat de Heere deze van node heeft, en hij zal ze terstond zenden.

1044

En als hij naar de voorpoort uitging, zag hem een andere dienstmaagd, en zeide tot degenen, die aldaar waren: Deze was ook met Jezus den Nazarener.

1045

En de stadhouder, antwoordende, zeide tot hen: Welke van deze twee wilt gij, dat ik u zal loslaten? En zij zeiden: Bar-abbas.

1046

En de eersten komende, meenden, dat zij meer ontvangen zouden; en zij zelven ontvingen ook elk een penning.

1047

Wederom uitgegaan zijnde omtrent de zesde en negende ure, deed hij desgelijks.

1048

Hetwelk, wanneer het vol geworden is, de vissers aan den oever optrekken, en nederzittende, lezen het goede uit in hun vaten, maar het kwade werpen zij weg.

1049

Neem het uwe en ga heen. Ik wil deze laatsten ook geven, gelijk als u.

1050

Maar die het ene ontvangen had, ging heen en groef in de aarde, en verborg het geld zijns heren.

1051

Zij zeiden tot hem: Omdat ons niemand gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den wijngaard, en zo wat recht is, zult gij ontvangen.

1052

En die de twee talenten ontvangen had, kwam ook tot hem, en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij gegeven; zie, twee andere talenten heb ik boven dezelve gewonnen.

1053

En indien zulks komt gehoord te worden van den stadhouder, wij zullen hem tevreden stellen, en maken, dat gij zonder zorg zijt.

1054

Want deze zalf had kunnen duur verkocht, en de penningen den armen gegeven worden.

1055

En als de mannen van die plaats Hem werden kennende, zonden zij in dat gehele omliggende land, en brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld waren;

1056

Dan zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, van waar ik uitgegaan ben; en komende, vindt hij het ledig, met bezemen gekeerd en versierd.

1057

Desgelijks ook die de twee ontvangen had, die won ook andere twee.

1058

Wat dunkt ulieden? En zij, antwoordende, zeiden: Hij is des doods schuldig.

1059

Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn goederen.

1060

En niemand kon Hem een woord antwoorden; noch iemand durfde Hem van dien dag aan iets meer vragen.

1061

Doch hij wilde niet, maar ging heen, en wierp hem in de gevangenis, totdat hij de schuld zou betaald hebben.

1062

En die daar gegeten hadden, waren vier duizend mannen, zonder de vrouwen en kinderen.

1063

En bevreesd zijnde, ben ik heengegaan, en heb uw talent verborgen in de aarde; zie, gij hebt het uwe.

1064

En hoewel er vele valse getuigen toegekomen waren, zo vonden zij toch niet.

1065

Maar hij loochende het voor allen, zeggende: Ik weet niet, wat gij zegt.

1066

Toen stonden al die maagden op, en bereidden haar lampen.

1067

En anderen gaven Hem kinnebakslagen, zeggende: Profeteer ons, Christus, wie is het, die U geslagen heeft?

1068

En Zijn zusters, zijn zij niet allen bij ons? Van waar komt dan Dezen dit alles?

1069

En zij aten allen en werden verzadigd, en zij namen op, het overschot der brokken, zeven volle manden.

1070

Deze kwam tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus. Toen beval Pilatus, dat hem het lichaam gegeven zou worden.

1071

En hij loochende het wederom met een eed, zeggende: Ik ken den Mens niet.