Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen;

Dat zal geschreven worden voor het navolgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den HEERE loven;

Een gebed des verdrukten, als hij overstelpt is, en zijn klacht uitstort voor het aangezicht des HEEREN. (1a) O HEERE! hoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot U komen.

Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven; en zij alle zullen als een kleed verouden; Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn.

Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen.

Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geeindigd worden.

Maar Gij, HEERE! blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.

Als de HEERE Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn,

Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het midden mijner dagen; Uw jaren zijn van geslacht tot geslacht.

Omdat Hij uit de hoogte Zijns heiligdoms zal hebben nederwaarts gezien; dat de HEERE uit den hemel op de aarde geschouwd zal hebben;

Zich gewend zal hebben tot het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en niet versmaad hebben hunlieder gebed;

Ik ben een roerdomp der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een steenuil der wildernissen.

Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard.

Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dagen als ik roep, verhoor mij haastelijk.

Ik waak, en ben geworden als een eenzame mus op het dak.

Dan zullen de heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid.

Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras.

[ (Psalms 102:29) De kinderen Uwer knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden. ]

Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis.

Om het zuchten der gevangenen te horen, om los te maken de kinderen des doods;

Mijn gebeente kleeft aan mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens.

Opdat men den Naam des HEEREN vertelle te Sion, en Zijn lof te Jeruzalem;

Hij heeft mijn kracht op den weg ter nedergedrukt; mijn dagen heeft Hij verkort.

Mijn hart is geslagen en verdord als gras, zodat ik vergeten heb mijn brood te eten.

Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij.

Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen.

Wanneer de volken samen zullen vergaderd worden, ook de koninkrijken, om den HEERE te dienen.

Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen.