17 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Der' in de Bijbel

Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.

Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.

Ik ben een Roos van Saron, een Lelie der dalen.

Mijn Liefste is gelijk een ree, of een welp der herten; ziet, Hij staat achter onzen muur, kijkende uit de vensteren, blinkende uit de tralien.

De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land.

Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrotsen, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk.

Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether.

Gaat uit, en aanschouwt, gij, dochteren van Sion! den koning Salomo, met de kroon, waarmede Hem Zijn moeder kroonde op den dag Zijner bruiloft, en op den dag der vreugde Zijns harten.

Uw hals is als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging van wapentuig, waar duizend rondassen aan hangen, altemaal zijnde schilden der helden.

Bij Mij van den Libanon af, o bruid! kom bij Mij van den Libanon af; zie van den top van Amana, van den top van Senir en van Hermon, van de woningen der leeuwinnen, van de bergen der luipaarden.

O fontein der hoven, put der levende wateren, die uit Libanon vloeien!

Mijn Liefste trok Zijn hand van het gat der deur; en mijn ingewand werd ontroerd om Zijnentwil.

Zijn ogen zijn als der duiven bij de waterstromen, met melk gewassen, staande als in kasjes der ringen.

Ik ben tot den notenhof afgegaan om de groene vruchten der vallei te zien; om te zien, of de wijnstok bloeide, de granaatbomen uitbotten.

En uw gehemelte als goede wijn, die recht tot mijn Beminde gaat, doende de lippen der slapenden spreken.

O gij bewoonster der hoven! de metgezellen merken op uw stem; doe ze Mij horen.

Kom haastelijk, mijn Liefste! en wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp der herten op de bergen der specerijen.

Public domain