'Groet' in de Bijbel
En hij zeide tot Gehazi: Gord uw lenden, en neem mijn staf in uw hand, en ga henen; zo gij iemand vindt, groet hem niet; en zo u iemand groet, antwoord hem niet; en leg mijn staf op het aangezicht van den jongen.
En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo?
Draagt geen buidel, noch male, noch schoenen; en groet niemand op den weg.
Groet Priscilla en Aquila, mijn medewerkers in Christus Jezus;
Groet ook de Gemeente in hun huis. Groet Epenetus, mijn beminde, die de eersteling is van Achaje in Christus.
Groet Andronikus en Junias, mijn magen, en mijn medegevangenen, welke vermaard zijn onder de apostelen, die ook voor mij in Christus geweest zijn.
Groet Urbanus, onzen medearbeider in Christus, en Stachys, mijn beminde.
Groet Apelles, die beproefd is in Christus. Groet hen, die van het huisgezin van Aristobulus zijn.
Groet Herodion, die van mijn maagschap is. Groet hen, die van het huisgezin van Narcissus zijn, degenen namelijk, die in den Heere zijn.
Groet Tryfena en Tryfosa, vrouwen die in den Heere arbeiden. Groet Persis, de beminde zuster, die veel gearbeid heeft in den Heere.
Groet Rufus, den uitverkorene in den Heere, en zijn moeder en de mijne.
Groet Asynkritus, Flegon, Hermas, Patrobas, Hermes, en de broeders, die met hen zijn.
Groet Filologus en Julia, Nereus en zijn zuster, en Olympas, en al de heiligen, die met henlieden zijn.
Groet elkander met een heiligen kus. De Gemeenten van Christus groeten ulieden.
Ik, Tertius, die den brief geschreven heb, groet u in den Heere.
U groet Gajus, de huiswaard van mij en van de gehele Gemeente. U groet Erastus, de rentmeester der stad, en de broeder Quartus.
U groeten al de broeders. Groet elkander met een heiligen kus.
Groet elkander met een heiligen kus. U groeten al de heiligen.
Groet alle heiligen in Christus Jezus; U groeten de broeders, die met mij zijn.
U groet Aristarchus, mijn medegevangene; en Markus, de neef van Barnabas, aangaande welken gij bevelen ontvangen hebt; zo hij tot u komt, ontvangt hem;
U groet Epafras, die uit de uwen is, een dienstknecht van Christus, te allen tijde strijdende voor u in de gebeden, opdat gij staan moogt volmaakt en volkomen in al den wil van God.
U groet Lukas, de medicijnmeester, de geliefde, en Demas.
Groet de broeders, die in Laodicea zijn, en Nymfas, en de Gemeente, die in zijn huis is.
Groet al de broeders met een heiligen kus.
Benaarstig u, om voor den winter te komen. U groet Eubulus, en Pudens, en Linus, en Klaudia, en al de broeders.
Die met mij zijn, groeten u allen. Groet ze, die ons liefhebben in het geloof. De genade zij met u allen. Amen.
Groet al uw voorgangeren, en al de heiligen. U groeten die van Italie zijn.
U groet de medeuitverkorene Gemeente, die in Babylon is, en Markus, mijn zoon.
Groet elkander met een kus der liefde. Vrede zij u allen, die in Christus Jezus zijt. Amen.
Maar ik hoop u haast te zien, en wij zullen mond tot mond spreken. [ (III John 1:15) Vrede zij u. De vrienden groeten u. Groet de vrienden met name. ]