'Ouden' in de Bijbel
Zo zeiden wij tot mijn heer: Wij hebben een ouden vader, en een jongeling des ouderdoms, den kleinsten, wiens broeder dood is, en hij is alleen van zijn moeder overgebleven, en zijn vader heeft hem lief.
Voor het grauwe haar zult gij opstaan, en zult het aangezicht des ouden vereren; en gij zult vrezen voor uw God; Ik ben de HEERE!
Een volk, stijf van aangezicht, dat het aangezicht des ouden niet zal aannemen, noch den jonge genadig zijn.
Gedenk aan de dagen van ouds; merk op de jaren van elk geslacht; vraag uw vader, die zal het u bekend maken, uw ouden, en zij zullen het u zeggen.
Toen zij nu hun hart vrolijk maakten, ziet, zo omringden de mannen van die stad (mannen, die Belials kinderen waren) het huis, kloppende op de deur; en zij spraken tot den ouden man, den heer des huizes, zeggende: Breng den man, die in uw huis gekomen is, uit, opdat wij hem bekennen.
Gelijk als het spreekwoord der ouden zegt: Van de goddelozen komt goddeloosheid voort; maar mijn hand zal niet tegen u zijn.
Zo zij nu den koning bekend, indien dezelve stad zal worden opgebouwd, en de muren voltrokken, dat zij den cijns, ouden impost, en tol niet zullen geven, en gij zult aan de inkomsten der koningen schade aanbrengen.
Ook laten wij ulieden weten, aangaande alle priesteren en Levieten, zangers, poortiers, Nethinim en dienaars van het huis dezes Gods, dat men den cijns, ouden impost en tol hun niet zal vermogen op te leggen.
Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg.
Over zijn dag zullen de nakomelingen verbaasd zijn, en de ouden met schrik bevangen worden.
De groten zijn niet wijs, en de ouden verstaan het recht niet.
Zult gij voor den ouden leeuw roof jagen, of de graagheid der jonge leeuwen vervullen?
Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
Jongelingen en ook maagden; gij ouden met de jongen!
De kroon de ouden zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun vaderen.
Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden heerlijkheid is de grijsheid.
Hun gebrul zal zijn als van een ouden leeuw, en zij zullen brullen als de jonge leeuwen, en zij zullen briesen, en den roof aangrijpen en wegvoeren; en er zal geen verlosser zijn.
Alzo zal de koning van Assyrie voortdrijven de gevangenen der Egyptenaren, en de Moren, die weggevoerd zullen worden, jongen en ouden, naakt en barrevoets, en met blote billen, den Egyptenaren tot schaamte.
Ook zult gij een gracht maken tussen beide de muren, voor de wateren des ouden vijvers; maar gij zult niet opwaarts zien op Dien, Die zulks gedaan heeft, noch aanmerken Dien, Die dat van verre tijden geformeerd heeft.
Dan zal zich de jonkvrouw verblijden in den rei, daartoe de jongelingen en ouden te zamen; want Ik zal hunlieder rouw in vrolijkheid veranderen, en zal hen troosten, en zal hen verblijden naar hun droefenis.
Schin. De jongen en de ouden liggen op de aarde op de straten; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen; Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood, Gij hebt ze geslacht en niet verschoond.
Pe. Des HEEREN aangezicht heeft ze verdeeld. Hij zal ze voortaan niet meer aanzien; zij hebben het aangezicht der priesteren niet geeerd, zij hebben den ouden geen genade bewezen.
De vorsten zijn door hunlieder hand opgehangen; de aangezichten der ouden zijn niet geeerd geweest.
De ouden houden op van de poort, de jongelingen van hun snarenspel.
Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe; maar genaakt aan niemand, op denwelken het teken is, en begint van Mijn heiligdom. En zij begonnen van de oude mannen, die voor het huis waren.
Want een volk is opgekomen over mijn land, machtig en zonder getal; zijn tanden zijn leeuwentanden, en het heeft baktanden eens ouden leeuws.
En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien;
Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht.
Gij hebt gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen.
Wederom hebt gij gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden.
Waarom overtreden Uw discipelen de inzetting der ouden? Want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood zullen eten.
Want de Farizeen en al de Joden eten niet, tenzij dat zij eerst de handen dikmaals wassen, houdende de inzettingen der ouden.
Daarna vraagden Hem de Farizeen en de Schriftgeleerden: Waarom wandelen Uw discipelen niet naar de inzetting der ouden, maar eten het brood met ongewassen handen?
En niemand, die ouden drinkt, begeert terstond nieuwen; want hij zegt: De oude is beter.
En van sommigen, dat Elias verschenen was; en van anderen, dat een profeet van de ouden was opgestaan.
En zij, antwoordende, zeiden: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Dat enig profeet van de ouden opgestaan is.
En het zal zijn in de laatste dagen, (zegt God) Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.
En met ons gingen ook sommigen der discipelen van Cesarea, leidende met zich een zekeren Mnason, van Cyprus, een ouden discipel, bij dewelken wij zouden te huis liggen.
Zuivert dan den ouden zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus.
Zo dan laat ons feest houden, niet in den ouden zuurdesem, noch in den zuurdesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid.
Maar hun zinnen zijn verhard geworden; want tot op den dag van heden blijft hetzelfde deksel in het lezen des Ouden Testaments, zonder ontdekt te worden, hetwelk door Christus te niet gedaan wordt.
Te weten dat gij zoudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding;
Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mens met zijn werken,
Bestraf een ouden man niet hardelijk, maar vermaan hem als een vader; de jonge als broeders;
Want door hetzelve hebben de ouden getuigenis bekomen.
Desgelijks gij jongen, zijt den ouden onderdanig; en zijt allen elkander onderdanig; zijt met de ootmoedigheid bekleed; want God wederstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade.
Verwante onderwerpen
- Aanhoudend
- Bijhouden Voorraad
- Boekhouden
- Boekhouden
- De Gouden Kandelaar
- De Ouderen
- De Sabbat Houden
- Door De Mens In Leven Gehouden Worden
- Door God In Leven Gehouden Worden
- Geloof Behouden
- God Zal Veilig Houden
- Gods Waarheid
- Gouden Kalveren
- Gouden Kettingen
- Gouden Ornamenten
- Gouden Regel
- Gouden Voorwerpen Voor Het Tabernakel
- Het Leven Kort Gehouden
- Hoofden Van Priestelijke Huishoudens
- Houden Van Geld
- Houden Van Gods Dingen
- Houden Van Het Kwaad
- Houden Van Iedereen
- Houden Van Kinderen
- Houden Van Vreemdelingen
- Houdingen Van Ouderdom
- Ingehouden Betoog
- Je Woord Houden
- Jeugd
- Kenmerken Van Ouden Mensen
- Leven Door Zich Aan De Wet Te Houden
- Mensen Die Bijhouden
- Niet Houden Van
- Onthouden Van Drugs
- Onthouden Van Vlees
- Ophouden
- Ouderen
- Respect Voor Oude Mensen
- Resultaten Van Zich Aan De Geboden Houden
- Spiritueel Leven Onderhouden Door
- Terughoudendheid
- Van Andere Dingen Houden
- Van Anderen Houden
- Van Elkaar Houden
- Van Je Moeder Houden
- Van Je Ouders Houden
- Van Je Vijanden Houden
- Van Je Vrouw Houden
- Van Jezelf Houden
- Van Zichzelf Houden
- Vasthoudendheid In Gebed
- Vee Houden
- Verlangen Om Zich Aan De Geboden Te Houden
- Verouderen
- Voorzienigheid In Stand Houden
- Weerhouden Van Doden
- Wonderen Die Militaire Overwinning Inhouden
- Zichzelf In Leven Houden
- Zij Die Van God Houden