'Dewijl' in de Bijbel
Want Jeruzalem heeft aangestoten, en Juda is gevallen, dewijl hun tong en handelingen tegen den HEERE zijn, om de ogen Zijner heerlijkheid te verbitteren.
Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben den Koning, den HEERE der heirscharen gezien.
Dewijl dit volk veracht de wateren van Siloa, die zachtjes gaan, en er vreugde is bij Rezin en den zoon van Remalia;
En nu, wat heb Ik hier te doen? spreekt de HEERE, dewijl Mijn volk om niet weggenomen is, en degenen die over hetzelve heersen, het doen huilen, spreekt de HEERE, en Mijn Naam geduriglijk den gansen dag gelasterd wordt;
Dewijl Hij zag, dat er niemand was, zo ontzette Hij Zich, omdat er geen voorbidder was; daarom bracht Hem Zijn arm heil aan, en Zijn gerechtigheid ondersteunde Hem.
Want de eilanden zullen Mij verwachten, en de schepen van Tarsis vooreerst, om uw kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, tot den Naam des HEEREN uws Gods, en tot den Heilige Israels, dewijl Hij u heerlijk gemaakt heeft.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (14)
- Exodus (12)
- Leviticus (9)
- Numberi (7)
- Deuteronomium (8)
- Jozua (9)
- Richteren (5)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (12)
- 2 Samuël (6)
- 1 Koningen (7)
- 2 Koningen (3)
- 1 Kronieken (4)
- 2 Kronieken (11)
- Ezra (1)
- Job (8)
- Psalmen (11)
- Spreuken (6)
- Prediker (5)
- Jesaja (6)
- Jeremia (11)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (13)
- Daniël (9)
- Hosea (6)
- Joël (1)
- Micha (2)
- Nahum (1)
- Habakuk (1)
- Zacharia (5)
- Maleachi (1)