'Hören' in de Bijbel
En de HEERE zeide tot Samuel: Zie, Ik doe een ding in Israel, dat al wie het horen zal, dien zullen zijn beide oren klinken.
Doch het volk weigerde Samuels stem te horen; en zij zeiden: Neen, maar er zal een koning over ons zijn.
Toen zij afgegaan waren aan het einde der stad, zo zeide Samuel tot Saul: Zeg den jongen, dat hij voor onze aangezichten heenga; toen ging hij heen; maar sta gij als nu stil, en ik zal u Gods woord doen horen.
Zo gij den HEERE zult vrezen, en Hem dienen, en naar Zijn stem horen, en den mond des HEEREN niet wederspannig zijt, zo zult gijlieden, zowel gij als de koning, die over u regeren zal, achter den HEERE, uw God, zijn.
Doch zo gij naar de stem des HEEREN niet zult horen, maar den mond des HEEREN wederspannig zijn, zo zal de hand des HEEREN, tegen u zijn, als tegen uw vaders.
Doch Jonathan sloeg de bezetting der Filistijnen, die te Geba was, hetwelk de Filistijnen hoorden. Daarom blies Saul met de bazuin in het ganse land, zeggende: Laat het de Hebreen horen.
Maar Samuel zeide: Hoe zou ik heengaan? Saul zal het toch horen en mij doden. Toen zeide de HEERE: Neem een kalf van de runderen met u, en zeg: Ik ben gekomen, om den HEERE offerande te doen.
Wie zou toch ulieden in deze zaak horen? Want gelijk het deel dergenen is, die in den strijd mede afgetogen zijn, alzo zal ook het deel dergenen zijn, die bij het gereedschap gebleven zijn; zij zullen gelijkelijk delen.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (3)
- Exodus (11)
- Leviticus (4)
- Numberi (4)
- Deuteronomium (29)
- Jozua (5)
- Richteren (9)
- 1 Samuël (8)
- 2 Samuël (12)
- 1 Koningen (9)
- 2 Koningen (3)
- 1 Kronieken (4)
- 2 Kronieken (6)
- Nehemia (6)
- Esther (1)
- Job (5)
- Psalmen (16)
- Spreuken (2)
- Prediker (3)
- Hooglied (2)
- Jesaja (33)
- Jeremia (43)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (13)
- Daniël (4)
- Hosea (1)
- Amos (4)
- Micha (3)
- Nahum (2)
- Zacharia (1)
- Maleachi (1)