'Laat' in de Bijbel
Dies zeg Ik: Laat ze een reinen hoed op zijn hoofd zetten. En zij zetten dien reinen hoed op zijn hoofd, en zij togen hem klederen aan; en de Engel des HEEREN stond daarbij.
Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Laat uw handen sterk zijn, gijlieden, die in deze dagen deze woorden gehoord hebt uit den mond der profeten, die geweest zijn ten dage, als de grond van het huis des HEEREN der heirscharen gelegd is, dat de tempel gebouwd zou worden.
En het zal geschieden, gelijk als gij, o huis van Juda! en gij, o huis Israels, geweest zijt een vloek onder de heidenen, alzo zal Ik ulieden behoeden, en gij zult een zegening wezen; vreest niet, laat uw handen sterk zijn.
En de inwoners der ene stad zullen gaan tot de inwoners der andere, zeggende: Laat ons vlijtig henengaan, om te smeken het aangezicht des HEEREN, en om den HEERE der heirscharen te zoeken; ik zal ook henengaan.
Want ik had tot henlieden gezegd: Indien het goed is in uw ogen, brengt mijn loon, en zo niet, laat het na. En zij hebben mijn loon gewogen, dertig zilverlingen.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (40)
- Exodus (28)
- Numberi (12)
- Deuteronomium (11)
- Jozua (5)
- Richteren (19)
- Ruth (6)
- 1 Samuël (30)
- 2 Samuël (22)
- 1 Koningen (13)
- 2 Koningen (16)
- 1 Kronieken (4)
- 2 Kronieken (9)
- Ezra (7)
- Nehemia (10)
- Esther (2)
- Job (15)
- Psalmen (101)
- Spreuken (26)
- Prediker (6)
- Hooglied (2)
- Jesaja (33)
- Jeremia (40)
- Klaagliederen (5)
- Ezechiël (6)
- Daniël (8)
- Hosea (3)
- Joël (4)
- Amos (1)
- Obadja (1)
- Jona (3)
- Micha (5)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (5)