'Laat' in de Bijbel

Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;

Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen;

Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid.

Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar ze, want zij is uw leven.

Laat ze niet wijken van uw ogen, behoud ze in het midden uws harten.

Laat uw ogen rechtuit zien, en uw oogleden zich recht voor u heen houden.

Weeg den gang uws voets, en laat al uw wegen wel gevestigd zijn.

Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de waterbeken op de straten;

Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u.

Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde.

Laat uw ogen geen slaap toe, noch uw oogleden sluimering.

Begeer haar schoonheid niet in uw hart, en laat ze u niet vangen met haar oogleden.

Kom, laat ons dronken worden van minnen tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde.

Laat uw hart tot haar wegen niet wijken, dwaalt niet op haar paden.

De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren; maar de have der goddelozen stoot Hij weg.

Laat af, mijn zoon, horende de tucht, af te dwalen van de redenen der wetenschap.

Laat u niet gelusten zijner smakelijke spijzen, want het is een leugenachtig brood.

Laat uw vader zich verblijden, ook uw moeder; en laat haar zich verheugen, die u gebaard heeft.

Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uw ogen mijn wegen bewaren.

Zijt niet nijdig over de boze lieden, en laat u niet gelusten, om bij hen te zijn.

Verblijd u niet als uw vijand valt; en als hij nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen;

Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen.

Als het gras zich openbaart, en de grasscheuten gezien worden, laat de kruiden der bergen verzameld worden.

Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen.

Een zot laat zijn gansen geest uit, maar de wijze wederhoudt dien achterwaarts.

Thau. Geef haar van de vrucht harer handen, en laat haar werken haar prijzen in de poorten.