'Mijns' in de Bijbel
(Want hij had hem gezegd: Zeg nu tot haar: Zie, gij zijt zorgvuldig voor ons geweest, met al deze zorgvuldigheid; wat is er voor u te doen? Is er iets om voor u te spreken tot den koning, of tot den krijgsoverste? En zij had gezegd: Ik woon in het midden mijns volks.
Hoe zoudt gij dan het aangezicht van een enigen vorst van de geringste knechten mijns heren afkeren? Maar gij vertrouwt op Egypte, om de wagenen en om de ruiteren.
Want Ik zal deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil, en om Davids, Mijns knechts wil.
Keer weder en zeg tot Hizkia, den voorganger Mijns volks: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord, Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal u gezond maken; aan den derden dag zult gij opgaan in het huis des HEEREN;
En Ik zal vijftien jaren tot uw dagen toedoen, en zal u uit de hand des konings van Assyrie verlossen, mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad beschermen om Mijnentwil, en om Mijns knechts Davids wil.
En Ik zal het overblijfsel Mijns erfdeels verlaten, en zal ze in de hand hunner vijanden geven; en zij zullen tot een roof en plundering worden al hun vijanden.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (34)
- Exodus (7)
- Leviticus (1)
- Numberi (1)
- Deuteronomium (5)
- Jozua (2)
- Richteren (4)
- Ruth (2)
- 1 Samuël (11)
- 2 Samuël (13)
- 1 Koningen (6)
- 2 Koningen (6)
- 1 Kronieken (6)
- 2 Kronieken (2)
- Ezra (2)
- Nehemia (4)
- Esther (1)
- Job (15)
- Psalmen (46)
- Spreuken (8)
- Hooglied (4)
- Jesaja (19)
- Jeremia (17)
- Klaagliederen (5)
- Ezechiël (13)
- Daniël (10)
- Hosea (4)
- Joël (1)
- Amos (1)
- Obadja (1)
- Micha (7)
- Habakuk (1)
- Zefanja (3)
- Maleachi (2)