'Noch' in de Bijbel
Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters;
Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen.
Want de nooddruftige zal niet voor altoos vergeten worden, noch de verwachting der ellendigen in eeuwigheid verloren zijn.
Want Hij heeft niet veracht, noch verfoeid de verdrukking des verdrukten, noch Zijn aangezicht voor hem verborgen; maar Hij heeft gehoord, als die tot Hem riep.
Cheth. Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen; gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o HEERE!
Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds;
Omdat zij niet letten op de daden des HEEREN, noch op het werk Zijner handen, zo zal Hij hen afbreken en zal hen niet bouwen.
Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijanden zijn; noch wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak haten.
Nun. Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood.
Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond.
Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad.
Ik zal uit uw huis geen var nemen, noch bokken uit uw kooien;
Vertrouwt niet op onderdrukking, noch op roverij; wordt niet ijdel, als het vermogen overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op.
Geloofd zij God, Die mijn gebed niet heeft afgewend, noch Zijn goedertierenheid van mij.
Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang.
Want het verhogen komt niet uit het oosten, noch uit het westen, noch uit de woestijn;
Hij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk den toorn behouden.
Hij heeft de aarde gegrond op haar grondvesten; zij zal nimmermeer noch eeuwiglijk wankelen.
De doden zullen den HEERE niet prijzen, noch die in de stilte nedergedaald zijn.
Ziet, de Bewaarder Israels zal niet sluimeren, noch slapen.
De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts.
Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm;
Dat onze ossen wel geladen zijn; dat geen inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze straten.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (8)
- Exodus (24)
- Leviticus (25)
- Numberi (13)
- Deuteronomium (42)
- Jozua (10)
- Richteren (13)
- 1 Samuël (19)
- 2 Samuël (6)
- 1 Koningen (16)
- 2 Koningen (17)
- 1 Kronieken (1)
- 2 Kronieken (9)
- Ezra (2)
- Nehemia (7)
- Esther (4)
- Job (5)
- Psalmen (23)
- Spreuken (10)
- Prediker (7)
- Hooglied (3)
- Jesaja (43)
- Jeremia (50)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (29)
- Daniël (13)
- Hosea (5)
- Amos (4)
- Obadja (3)
- Jona (2)
- Micha (1)
- Zefanja (2)
- Zacharia (5)
- Maleachi (2)
- Mattheüs (29)
- Markus (4)
- Lukas (15)
- Johannes (9)
- Handelingen (17)
- Romeinen (9)
- 1 Corinthiërs (6)
- 2 Corinthiër (2)
- Galaten (6)
- Efeziërs (1)
- Filippenzen (1)
- 1 Thessalonicenzen (5)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (5)
- 2 Timotheüs (1)
- Hebreeën (4)
- Jakobus (1)
- 1 Petrus (2)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (2)
- Openbaring (12)