'Roept' in de Bijbel
De opperste Wijsheid roept overluid daar buiten; Zij verheft haar stem op de straten.
Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad;
Ja, zo gij tot het verstand roept, uw stem verheft tot de verstandigheid;
Roept de Wijsheid niet, en verheft niet de Verstandigheid Haar stem?
Aan de zijde der poorten, voor aan de stad, aan den ingang der deuren roept Zij overluid:
Een kloekzinnig mens bedekt de wetenschap; maar het hart der zotten roept dwaasheid uit.
De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen.
Elk van de menigte der mensen roept zijn weldadigheid uit; maar wie zal een recht trouwen man vinden?
Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, die roept.