'Toen' in de Bijbel
Toen daverde en beefde de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich en daverden, omdat Hij ontstoken was.
Toen vergruisde ik hen als stof voor den wind; ik ruimde hen weg als slijk der straten.
Want, HEERE! Gij hadt mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, werd ik verschrikt.
Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag.
Mijn hart werd heet in mijn binnenste, een vuur ontbrandde in mijn overdenking; toen sprak ik met mijn tong:
Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester. (1a) Toen de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba was ingegaan. (1b) Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; toen Saul gezonden had, die zijn huis bewaren zouden, om hem te doden. (1a) Red mij van mijn vijanden, o mijn God! stel mij in een hoog vertrek voor degenen, die tegen mij opstaan.
O God! toen Gij voor het aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij daarhenen tradt in de woestijn; Sela.
Toen was ik onvernuftig, en wist niets; ik was een groot beest bij U.
Toen aten zij, en werden zeer zat; zodat Hij hun hun lust toebracht.
Zij dachten niet aan Zijn hand, aan den dag, toen Hij hen van den wederpartijder verloste;
Toen ontwaakte de Heere, als een slapende, als een held, die juicht van den wijn.
Toen hebt Gij in een gezicht gesproken van Uw heilige, en gezegd: Ik heb hulp besteld bij een held; Ik heb een verkorene uit het volk verhoogd.
Van toen af is Uw troon bevestigd, Gij zijt van eeuwigheid af.
Toen geloofden zij aan Zijn woorden; zij zongen Zijn lof.
Toen gaf Hij hun hun begeerte; maar Hij zond aan hun zielen een magerheid.
Toen stond Pinehas op, en hij oefende gericht, en de plaag werd opgehouden.
Toen Israel uit Egypte toog, het huis Jakobs van een volk, dat een vreemde taal had;
Toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak.
Toen zouden ons de wateren overlopen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn.
Toen zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn.
Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De HEERE heeft grote dingen aan dezen gedaan.
Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (231)
- Exodus (144)
- Leviticus (10)
- Numberi (104)
- Deuteronomium (25)
- Jozua (89)
- Richteren (144)
- Ruth (12)
- 1 Samuël (244)
- 2 Samuël (141)
- 1 Koningen (78)
- 2 Koningen (116)
- 1 Kronieken (56)
- 2 Kronieken (69)
- Ezra (22)
- Nehemia (19)
- Esther (46)
- Job (37)
- Psalmen (24)
- Spreuken (5)
- Prediker (7)
- Hooglied (2)
- Jesaja (37)
- Jeremia (52)
- Klaagliederen (2)
- Ezechiël (53)
- Daniël (68)
- Hosea (4)
- Amos (7)
- Obadja (1)
- Jona (7)
- Micha (1)
- Habakuk (2)
- Zacharia (17)