'Zeide' in de Bijbel
Het begin van het woord des HEEREN door Hosea. De HEERE dan zeide tot Hosea: Ga henen, neem u een vrouw der hoererijen, en kinderen der hoererijen; want het land hoereert ganselijk van achter den HEERE.
En de HEERE zeide tot hem: Noem zijn naam Jizreel, want nog een weinig tijds, zo zal Ik de bloedschulden van Jizreel bezoeken over het huis van Jehu, en zal het koninkrijk van het huis van Israel doen ophouden.
En zij ontving wederom, en baarde een dochter; en Hij zeide tot hem: Noem haar naam Lo-Ruchama; want Ik zal Mij voortaan niet meer ontfermen over het huis Israels, maar Ik zal ze zekerlijk wegvoeren.
En Hij zeide: Noem zijn naam Lo-Ammi; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik ook de uwe niet zijn.
En de HEERE zeide tot mij: Ga wederom henen, bemin een vrouw, die, bemind zijnde van haar vriend, nochtans overspel doet; gelijk de HEERE de kinderen Israels bemint, maar zij zien om, naar andere goden, en beminnen de flessen der druiven.
En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen na mij blijven zitten (gij zult niet hoereren, noch een anderen man geworden), en ik ook na u.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (358)
- Exodus (157)
- Leviticus (11)
- Numberi (91)
- Deuteronomium (35)
- Jozua (43)
- Richteren (149)
- Ruth (36)
- 1 Samuël (242)
- 2 Samuël (199)
- 1 Koningen (160)
- 2 Koningen (154)
- 1 Kronieken (44)
- 2 Kronieken (70)
- Ezra (7)
- Nehemia (28)
- Esther (36)
- Job (48)
- Psalmen (18)
- Spreuken (2)
- Prediker (8)
- Hooglied (3)
- Jesaja (33)
- Jeremia (54)
- Klaagliederen (3)
- Ezechiël (56)
- Daniël (55)
- Hosea (6)
- Amos (11)
- Jona (11)
- Micha (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (1)
- Zacharia (28)
- Maleachi (1)