106 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Sommigen' in de Bijbel

En het geschiedde aan den zevenden dag, dat sommigen van het volk uitgingen, om te verzamelen; doch zij vonden niet.

Zie, nu heeft hij zich verstoken in een der holen, of in een der plaatsen. En het zal geschieden, als er in het eerst sommigen onder hen vallen, dat een ieder, die het zal horen, alsdan zal zeggen: Er is een slag geschied onder het volk, dat Absalom navolgt.

En hij stelde voor de ark des HEEREN sommigen uit de Levieten tot dienaars, en dat, om den HEERE, den God Israels, te vermelden, en te loven, en te prijzen.

Evenwel verootmoedigden zich sommigen van Aser, en Manasse, en van Zebulon, en kwamen te Jeruzalem.

En sommigen van de hoofden der vaderen, als zij kwamen ten huize des HEEREN, die te Jeruzalem woont, gaven vrijwilliglijk ten huize Gods, om dat te zetten op zijn vaste plaats.

En de priesters en de Levieten, en sommigen uit het volk, zo de zangers als de poortiers, en de Nethinim woonden in hun steden, en gans Israel in zijn steden.

Ook sommigen van de kinderen Israels, en van de priesteren en de Levieten, en de zangers, en de poortiers, en de Nethinim, togen op naar Jeruzalem, in het zevende jaar van den koning Arthahsasta.

Alle dezen hadden vreemde vrouwen genomen; en sommigen van hen hadden vrouwen, waarbij zij kinderen gekregen hadden.

En de priesters, en de Levieten, en de poortiers, en de zangers, en sommigen van het volk, en de Nethinim, en gans Israel, woonden in hun steden.

Te Jeruzalem dan woonden sommigen van de kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez;

In de dorpen nu op hun akkers woonden sommigen van de kinderen van Juda, in Kirjath-Arba en haar onderhorige plaatsen, en in Dibon en haar onderhorige plaatsen, en in Jekabzeel en haar dorpen;

Van de Levieten nu, woonden sommigen in de verdelingen van Juda, en van Benjamin.

En hij werd groot tot aan het heir des hemels; en hij wierp er sommigen van dat heir, namelijk van de sterren, ter aarde neder, en hij vertrad ze.

En van de leraars zullen er sommigen vallen, om hen te louteren en te reinigen, en wit te maken, tot den tijd van het einde toe; want het zal nog zijn voor een bestemden tijd.

En Ik heb sommigen uit uw zonen tot profeten verwekt, en uit uw jongelingen tot Nazireen; is dit niet alzo, gij kinderen Israels? spreekt de HEERE.

Ik heb sommigen onder ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, u, die waart als een vuurbrand, dat uit den brand gered is; nochtans hebt gij u niet bekeerd tot Mij, spreekt de HEERE.

En zij zeiden: Sommigen: Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Jeremia of een van de profeten.

Voorwaar zeg Ik u: Er zijn sommigen van die hier staan, dewelke den dood niet smaken zullen, totdat zij den Zoon des mensen zullen hebben zien komen in Zijn Koninkrijk.

Daarom ziet, Ik zend tot u profeten, en wijzen, en schriftgeleerden, en uit dezelve zult gij sommigen doden en kruisigen, en sommigen uit dezelve zult gij geselen in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot stad;

En sommigen van die daar stonden, zulks horende, zeiden: Deze roept Elias.

En er kwamen sommigen tot Hem, brengende een geraakte, die van vier gedragen werd.

En sommigen van de Schriftgeleerden zaten aldaar, en overdachten in hun harten:

En tot Hem vergaderden de Farizeen, en sommigen der Schriftgeleerden, die van Jeruzalem gekomen waren;

En indien Ik hen nuchteren naar hun huis laat gaan, zo zullen zij op den weg bezwijken; want sommigen van hen komen van verre.

En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat er sommigen zijn van degenen, die hier staan, die den dood niet zullen smaken, totdat zij zullen hebben gezien, dat het Koninkrijk Gods met kracht gekomen is.

En sommigen van degenen, die aldaar stonden, zeiden tot hen: Wat doet gij, dat gij het veulen ontbindt?

En wederom zond hij een anderen, en dien doodden zij; en vele anderen, waarvan zij sommigen sloegen, en sommigen doodden.

En er waren sommigen, die dat zeer kwalijk namen bij zichzelven, en zeiden: Waartoe is dit verlies der zalf geschied?

En sommigen begonnen Hem te bespuwen, en Zijn aangezicht te bedekken, en met vuisten te slaan, en tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaars gaven Hem kinnebakslagen.

En sommigen van die daarbij stonden, dit horende, zeiden: Ziet, Hij roept Elias.

En sommigen der Farizeen zeiden tot hen: Waarom doet gij, wat niet geoorloofd is te doen op de sabbatten?

En Herodes, de viervorst, hoorde al de dingen, die van Hem geschiedden; en was twijfelmoedig, omdat van sommigen gezegd werd, dat Johannes van de doden was opgestaan;

En van sommigen, dat Elias verschenen was; en van anderen, dat een profeet van de ouden was opgestaan.

En Ik zeg u waarlijk: Er zijn sommigen dergenen, die hier staan, die den dood niet zullen smaken, totdat zij het Koninkrijk Gods zullen gezien hebben.

Waarom ook de wijsheid Gods zegt: Ik zal profeten en apostelen tot hen zenden, en van die zullen zij sommigen doden, en sommigen zullen zij uitjagen;

En tot Hem kwamen sommigen der Sadduceen, welke tegensprekende zeggen, dat er geen opstanding is, en vraagden Hem.

En sommigen der Schriftgeleerden, antwoordende, zeiden: Meester! Gij hebt wel gezegd.

En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schonen stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij:

En op den eersten dag der week, zeer vroeg in den morgenstond, gingen zij naar het graf, dragende de specerijen, die zij bereid hadden, en sommigen met haar.

En sommigen dergenen, die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet.

Maar er zijn sommigen van ulieden, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne, wie zij waren, die niet geloofden, en wie hij was, die Hem verraden zou.

En er was veel gemurmels van Hem onder de scharen. Sommigen zeiden: Hij is goed; en anderen zeiden: Neen, maar Hij verleidt de schare.

Sommigen dan uit die van Jeruzalem zeiden: Is Deze niet, Dien zij zoeken te doden?

En sommigen van hen wilden Hem grijpen; maar niemand sloeg de handen aan Hem.

En sommigen uit hen zeiden: Kon Hij, Die de ogen des blinden geopend heeft, niet maken, dat ook deze niet gestorven ware?

Maar sommigen van hen gingen tot de Farizeen, en zeiden tot hen, hetgeen Jezus gedaan had.

Want sommigen meenden, dewijl Judas de beurs had, dat hem Jezus zeide: Koop, hetgeen wij van node hebben tot het feest, of, dat hij den armen wat geven zou.

Sommigen dan uit Zijn discipelen zeiden tot elkander: Wat is dit, dat Hij tot ons zegt: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien; en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien; en: Want Ik ga heen tot den Vader?

En er stonden op sommigen, die waren van de synagoge, genaamd der Libertijnen, en der Cyreneers, en der Alexandrijnen, en dergenen, die van Cilicie en Azie waren, en twistten met Stefanus.

Als hij hen dan ingeroepen had, ontving hij ze in huis. Doch des anderen daags ging Petrus met hen heen, en sommigen der broederen, die van Joppe waren, gingen met hem.

En omtrent denzelfden tijd sloeg de koning Herodes de handen aan sommigen van de Gemeente, om die kwalijk te handelen.

En de menigte der stad werd verdeeld, en sommigen waren met de Joden, en sommigen met de apostelen.

En sommigen, die afgekomen waren van Judea, leerden de broederen, zeggende: Indien gij niet besneden wordt naar de wijze van Mozes, zo kunt gij niet zalig worden.

Maar, zeiden zij, er zijn sommigen opgestaan van die van de sekte der Farizeen, die gelovig zijn geworden, zeggende, dat men hen moet besnijden, en gebieden de wet van Mozes te onderhouden.

Nademaal wij gehoord hebben, dat sommigen, die van ons uitgegaan zijn, u met woorden ontroerd hebben en uw zielen wankelende gemaakt, zeggende, dat gij moet besneden worden, en de wet onderhouden; welken wij dat niet bevolen hadden;

En sommigen uit hen geloofden, en werden Paulus en Silas toegevoegd, en van de godsdienstige Grieken een grote menigte, en van de voornaamste vrouwen niet weinige.

En sommigen van de Epikureische en Stoische wijsgeren streden met hem; en sommigen zeiden: Wat wil toch deze klapper zeggen? Maar anderen zeiden: Hij schijnt een verkondiger te zijn van vreemde goden; omdat hij hun Jezus en de opstanding verkondigde.

Maar als sommigen verhard werden, en ongehoorzaam waren, kwaadsprekende van den weg des Heeren voor de menigte, week hij van hen, en scheidde de discipelen af, dagelijks handelende in de school van zekeren Tyrannus.

En sommigen van de omzwervende Joden, zijnde duivel bezweerders, hebben zich onderwonden den Naam van den Heere Jezus te noemen over degenen, die boze geesten hadden, zeggende: Wij bezweren u bij Jezus, Dien Paulus predikt!

En sommigen ook der oversten van Azie, die hem vrienden waren, zonden tot hem, en baden, dat hij zichzelven op de schouwplaats niet zou begeven.

En met ons gingen ook sommigen der discipelen van Cesarea, leidende met zich een zekeren Mnason, van Cyprus, een ouden discipel, bij dewelken wij zouden te huis liggen.

En als het dag geworden was, maakten sommigen van de Joden een samenrotting, en vervloekten zichzelven, zeggende, dat zij noch eten noch drinken zouden, totdat zij Paulus zouden gedood hebben.

En de anderen, sommigen op planken, en sommigen op enige stukken van het schip. En alzo is het geschied, dat zij allen behouden aan het land gekomen zijn.

Want wat is het, al zijn sommigen ongelovig geweest? Zal hun ongelovigheid het geloof van God te niet doen?

En zeggen wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en gelijk sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome? Welker verdoemenis rechtvaardig is.

Doch sommigen zijn opgeblazen, alsof ik tot ulieden niet komen zou.

Doch in allen is de kennis niet; maar sommigen, met een geweten des afgods tot nog toe, eten als iets dat den afgoden geofferd is; en hun geweten, zwak zijnde, wordt bevlekt.

En laat ons Christus niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slagen vernield.

Indien nu Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden opgewekt is, hoe zeggen sommigen onder u, dat er geen opstanding der doden is?

Beginnen wij onszelven wederom u aan te prijzen? Of behoeven wij ook, gelijk sommigen, brieven van voorschrijving aan u, of brieven van voorschrijving van u?

Ik bid dan, dat ik, tegenwoordig zijnde, niet stout moge zijn met die vrijmoedigheid, waarmede ik geacht word stoutelijk gehandeld te hebben tegen sommigen, die ons achten, alsof wij naar het vlees wandelden.

Want wij durven onszelven niet rekenen of vergelijken met sommigen, die zichzelven prijzen; maar deze verstaan niet, dat zij zichzelven met zichzelven meten, en zichzelven met zichzelven vergelijken.

Daar er geen ander is; maar er zijn sommigen, die u ontroeren, en het Evangelie van Christus willen verkeren.

Want eer sommigen van Jakobus gekomen waren, at hij mede met de heidenen; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en scheidde zichzelven af, vrezende degenen, die uit de besnijdenis waren.

Gelijk ik u vermaand heb, dat gij te Efeze zoudt blijven, als ik naar Macedonie reisde, zo vermaan ik het u nog, opdat gij sommigen beveelt geen andere leer te leren;

Van sommige mensen zijn de zonden te voren openbaar, en gaan voor tot hun veroordeling; en in sommigen ook volgen zij na.

Public domain