Job 16:9

Zijn toorn verscheurt, en Hij haat mij; Hij knerst over mij met Zijn tanden; mijn wederpartijder scherpt zijn ogen tegen mij.

Psalmen 35:16

Onder de huichelende spotachtige tafelbroeders knersten zij over mij met hun tanden.

Klaagliederen 2:16

Pe. Al uw vijanden sperren hun mond op over u, zij fluiten en knersen met de tanden, zij zeggen: Wij hebben haar verslonden; dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, wij hebben hem gevonden, wij hebben hem gezien.

Job 13:24

Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand?

Job 18:4

O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats?

Job 19:11

Daartoe heeft Hij Zijn toorn tegen mij ontstoken, en mij bij Zich geacht als Zijn vijanden.

Psalmen 37:12

Zain. De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen den rechtvaardige, en hij knerst over hem met zijn tanden.

Hosea 6:1

Komt en laat ons wederkeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd, en Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, en Hij zal ons verbinden.

Handelingen 7:54

Als zij nu dit hoorden, berstten hun harten, en zij knersten de tanden tegen hem.

Job 10:16-17

Want zij verheft zich; gelijk een felle leeuw jaagt Gij mij; Gij keert weder en stelt U wonderlijk tegen mij.

Job 13:27

Gij legt ook mijn voeten in den stok, en neemt waar al mijn paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten,

Psalmen 50:22

Verstaat dit toch, gij godvergetenden! opdat Ik niet verscheure en niemand redde.

Klaagliederen 3:10

Daleth. Hij is mij een loerende beer, een leeuw in verborgen plaatsen.

Hosea 5:14

Want Ik zal Efraim zijn als een felle leeuw, en den huize van Juda als een jonge leeuw; Ik, Ik zal verscheuren en henengaan; Ik zal wegvoeren, en er zal geen redder zijn.

Micha 7:8

Verblijd u niet over mij, o mijn vijandin! wanneer ik gevallen ben, zal ik weder opstaan; wanneer ik in duisternis zal gezeten zijn, zal de HEERE mij een licht zijn.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain