Job 19:11

Daartoe heeft Hij Zijn toorn tegen mij ontstoken, en mij bij Zich geacht als Zijn vijanden.

Job 13:24

Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand?

Job 16:9

Zijn toorn verscheurt, en Hij haat mij; Hij knerst over mij met Zijn tanden; mijn wederpartijder scherpt zijn ogen tegen mij.

Job 33:10

Zie, Hij vindt oorzaken tegen mij, Hij houdt mij voor Zijn vijand.

Deuteronomium 32:22

Want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, en zal bernen tot in de onderste hel, en zal het land met zijn inkomst verteren, en de gronden der bergen in vlam zetten.

Psalmen 89:46

Hoe lang, o HEERE! zult Gij U steeds verbergen, zal Uw grimmigheid branden als een vuur?

Psalmen 90:7

Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt.

Klaagliederen 2:5

He. De Heere is geworden als een vijand; Hij heeft Israel verslonden, Hij heeft al haar paleizen verslonden. Hij heeft deszelfs vastigheden verdorven; en Hij heeft bij de dochter van Juda het klagen en kermen vermenigvuldigd.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain