'Van God' in de Bijbel
En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze.
Toen ontstak Jakobs toorn tegen Rachel, en hij zeide: Ben ik dan in plaats van God, Die de vrucht des buiks van u geweerd heeft?
En zij zeiden tot hem: Wij hebben een droom gedroomd, en er is niemand, die hem uitlegge. En Jozef zeide tot hen: Zijn de uitleggingen niet van God? Vertelt ze mij toch.
En aangaande, dat die droom aan Farao ten tweeden maal is herhaald, is, omdat de zaak van God vastbesloten is, en dat God haast, om dezelve te doen.
En Jozef zeide tot hen: Vreest niet; want ben ik in de plaats van God?
Als Bileam zijn ogen ophief, en Israel zag, wonende naar zijn stammen, zo was de Geest van God op hem.
Of een volk gehoord hebbe de stem van God, sprekende uit het midden des vuurs, gelijk als gij gehoord hebt, en levend zij gebleven?
Daarna verzamelde Jozua al de stammen van Israel te Sichem, en hij riep de oudsten van Israel, en deszelfs hoofden, en deszelfs richters, en deszelfs ambtlieden; en zij stelden zich voor het aangezicht van God.
En de kinderen Israels vraagden den HEERE, want aldaar was de ark des verbonds van God in die dagen.
Het volk dan zond naar Silo, en men bracht van daar de ark des verbonds des HEEREN der heirscharen, die tussen de cherubim woont; en de twee zonen van Eli, Hofni en Pinehas, waren daar met de ark des verbonds van God.
Want de koning zal horen, om zijn dienstmaagd te redden van de hand des mans, die voorheeft mij en mijn zoon te zamen van Gods erve te verdelgen.
En ziet, Zadok was ook daar, en al de Levieten met hem, dragende de ark des verbonds van God, en zij zetten de ark Gods neder; en Abjathar klom op, totdat al het volk uit de stad geeindigd had over te gaan.
Doch het woord van God geschiedde tot Semaja, den man Gods, zeggende:
Want er vielen vele verwonden, dewijl de strijd van God was; en zij woonden in hun plaats, totdat zij gevankelijk weggevoerd werden.
Maar Benaja en Jahaziel, de priesters, steeds met trompetten voor de ark des verbonds van God.
Alzo hoorde de koning naar het volk niet; want deze omwending was van God, opdat de HEERE Zijn woord bevestigde, hetwelk Hij door den dienst van Ahia, den Siloniet, gesproken had tot Jerobeam, den zoon van Nebat.
De vertreding nu van Ahazia was van God, dat hij tot Joram kwam; want als hij gekomen was, toog hij met Joram uit tot Jehu, den zoon van Nimsi, denwelken de HEERE gezalfd had, om het huis van Achab uit te roeien.
Doch Amazia hoorde niet, want het was van God, opdat Hij hen in hun hand gave, overmits zij de goden der Edomieten gezocht hadden.
En hij deed allen, die te Jeruzalem en in Benjamin gevonden werden, staan; en de inwoners van Jeruzalem deden naar het verbond van God, den God hunner vaderen.
Toen zond hij boden tot hem, zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, koning van Juda? Wat u aangaat, ik ben heden tegen u niet, maar tegen een huis, dat oorlog voert tegen mij; en God heeft gezegd, dat ik mij haasten zou; houd u af van God, Die met mij is, opdat Hij u niet verderve.
Doch Josia keerde zijn aangezicht niet van hem; maar hij verstelde zich, om tegen hem te strijden, en hoorde niet naar de woorden van Necho uit den mond van God; maar hij kwam om te strijden in het dal Megiddo.
Ja, de vaten van Gods huis, welke van goud en zilver waren, die Nebukadnezar uit den tempel, die te Jeruzalem was, had weggenomen en dezelve gebracht in den tempel van Babel, die heeft de koning Kores uitgehaald uit den tempel van Babel, en zij zijn gegeven aan een, wiens naam was Sesbazar, dien hij tot een landvoogd had gesteld.
Toen verzamelden zich alle mannen van Juda en Benjamin te Jeruzalem in drie dagen; het was de negende maand op den twintigsten in de maand; en al het volk zat op de straat van Gods huis, sidderende om deze zaak, en vanwege de plasregenen.
Alzo ging het volk uit en haalden ze, en maakten zich loofhutten, een iegelijk op zijn dak, en in hun voorhoven, en in de voorhoven van Gods huis, en op de straat der Waterpoort, en op de straat van Efraimspoort.
Seraja, de zoon van Hilkia, den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, was voorganger van Gods huis;
En der Levieten opziener te Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, den zoon van Hasabja, den zoon van Matthanja, den zoon van Micha; van de kinderen van Asaf waren de zangers tegenover het werk van Gods huis.
En ik kwam te Jeruzalem, en verstond van het kwaad, dat Eljasib voor Tobia gedaan had, makende hem een kamer in de voorhoven van Gods huis.
Voorts gaf ik bevel, en zij reinigden de kameren; en ik bracht daar weder in de vaten van Gods huis, met het spijsoffer en den wierook.
Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.
Dit is het deel des goddelozen mensen van God, en de erve zijner redenen van God.
Daarom, gij, lieden van verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, en de Almachtige van onrecht!
Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen vergaan van Gods aangezicht.
De jonge leeuwen, briesende om een roof, en om hun spijs van God te zoeken.
Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis van God vinden.
Ook een iegelijk mens, aan denwelken God rijkdom en goederen gegeven heeft, en Hij geeft hem de macht, om daarvan te eten, en om zijn deel te nemen, en om zich te verheugen van zijn arbeid, datzelve is een gave van God.
Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was.
Door de veelheid uws koophandels hebben zij het midden van u met geweld vervuld, en gij hebt gezondigd; daarom zal Ik u ontheiligen van Gods berg, en zal u, gij overdekkende cherub! verdoen uit het midden der vurige stenen!
Hoort des HEEREN woord, gij kinderen Israels! want de HEERE heeft een twist met de inwoners des lands, omdat er geen trouw, en geen weldadigheid, en geen kennis van God in het land is;
Toen men naar het huis van God gezonden had Sarezer, en Regem-Melech, en zijn mannen, om het aangezicht des HEEREN te smeken;
Nu dan, smeekt toch het aangezicht van God, dat Hij ons genadig zij; zulks is van uw hand geschied, zal Hij uw aangezicht opnemen? zegt de HEERE der heirscharen?
En wat aangaat de opstanding der doden, hebt gij niet gelezen, hetgeen van God tot ulieden gesproken is, Die daar zegt:
Doch Jezus zweeg stil. En de hogepriester, antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God?
Want zo wie den wil van God doet, die is Mijn broeder, en Mijn zuster, en moeder.
En in de zesde maand werd de engel Gabriel van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazareth;
Den zoon van Enos, den zoon van Seth, den zoon van Adam, den zoon van God.
Er was een mens van God gezonden, wiens naam was Johannes.
En ik heb gezien, en heb getuigd, dat Deze de Zoon van God is.
Deze kwam des nachts tot Jezus, en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is.
Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God.
Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander neemt, en de eer, die van God alleen is, niet zoekt?
Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen van God geleerd zijn. Een iegelijk dan, die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij.
Niet dat iemand den Vader gezien heeft, dan Die van God is; Deze heeft den Vader gezien.
Maar nu zoekt gij Mij te doden, een Mens, Die u de waarheid gesproken heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet.
Jezus dan zeide tot hen: Indien God uw Vader ware, zo zoudt gij Mij liefhebben; want Ik ben van God uitgegaan; en kom van Hem. Want Ik ben ook van Mijzelven niet gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.
Sommigen dan uit de Farizeen zeiden: Deze Mens is van God niet, want Hij houdt den sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een mens, die een zondaar is, zulke tekenen doen? En er was tweedracht onder hen.
Indien Deze van God niet ware, Hij zou niets kunnen doen.
Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en hem vindende, zeide Hij tot hem: Gelooft gij in den Zoon van God?
Maar ook nu weet ik, dat alles, wat Gij van God begeren zult, God U het geven zal.
Want zij hadden de eer der mensen lief, meer dan de eer van God.
Jezus, wetende, dat de Vader Hem alle dingen in de handen gegeven had, en dat Hij van God uitgegaan was, en tot God heenging,
Want de Vader Zelf heeft u lief, dewijl gij Mij liefgehad hebt, en hebt geloofd, dat Ik van God ben uitgegaan.
Nu weten wij, dat Gij alle dingen weet, en Gij hebt niet van node, dat U iemand vrage. Hierom geloven wij, dat Gij van God uitgegaan zijt.
Gij Israelietische mannen, hoort deze woorden: Jezus den Nazarener, een Man van God, onder ulieden betoond door krachten, en wonderen, en tekenen, die God door Hem gedaan heeft, in het midden van u, gelijk ook gijzelven weet;
En Filippus zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd. En hij, antwoordende, zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is.
En hij predikte terstond Christus in de synagogen, dat Hij de Zoon van God is.
Zo heb ik dan van stonde aan tot u gezonden, en gij hebt welgedaan, dat gij hier gekomen zijt. Wij zijn dan allen nu hier tegenwoordig voor God, om te horen al hetgeen u van God bevolen is.
Niet al den volke, maar den getuigen, die van God te voren verkoren waren, ons namelijk, die met Hem gegeten en gedronken hebben, nadat Hij uit de doden opgestaan was.
En heeft ons geboden den volke te prediken, en te betuigen, dat Hij is Degene, Die van God verordend is tot een Rechter van levenden en doden.
En nu sta ik, en word geoordeeld over de hoop der belofte, die van God tot de vaderen geschied is;
Dan, hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende beiden klein en groot; niets zeggende buiten hetgeen de profeten en Mozes gesproken hebben, dat geschieden zoude:
En Paulus zeide: Ik wenste wel van God, dat, en bijna en geheellijk, niet alleen gij, maar ook allen, die mij heden horen, zodanigen wierden, gelijk als ik ben, uitgenomen deze banden.
Paulus, een dienstknecht van Jezus Christus, een geroepen apostel, afgezonderd tot het Evangelie van God,
Die krachtelijk bewezen is te zijn de Zoon van God, naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden) namelijk Jezus Christus, onzen Heere:
Allen, die te Rome zijt, geliefden Gods, en geroepen heiligen, genade zij u, en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
Allen tijd in mijn gebeden biddende, of mogelijk mij nog te eniger tijd goede gelegenheid gegeven werd, door den wil van God, om tot ulieden te komen.
Overmits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard.
Want de Naam van God wordt om uwentwil gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven is.
Want wat is het, al zijn sommigen ongelovig geweest? Zal hun ongelovigheid het geloof van God te niet doen?
En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.
Welke Israelieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst van God, en de beloftenissen;
Zie dan de goedertierenheid en de strengheid van God; de strengheid wel over degenen, die gevallen zijn, maar de goedertierenheid over u, indien gij in de goedertierenheid blijft; anderszins zult ook gij afgehouwen worden.
En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij.
Alle ziel zij den machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de machten, die er zijn, die zijn van God geordineerd.
Alzo dat die zich tegen de macht stelt, de ordinantie van God wederstaat; en die ze wederstaan, zullen over zichzelven een oordeel halen.
Want daarom betaalt gij ook schattingen; want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk bezig zijnde.
Verbreek het werk van God niet om der spijze wil. Alle dingen zijn wel rein; maar het is kwaad den mens, die met aanstoot eet.
Maar ik heb u eensdeels te stoutelijker geschreven, broeders, u als wederom dit indachtig makende, om de genade, die mij van God gegeven is;
Opdat ik een dienaar van Jezus Christus zij onder de heidenen, het Evangelie van God bedienende, opdat de offerande der heidenen aangenaam worde, geheiligd door den Heiligen Geest.
Opdat ik met blijdschap, door den wil van God, tot u mag komen, en met u verkwikt worden.
Paulus, een geroepen apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Sosthenes, de broeder,
Genade zij u en vrede van God onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing;
En ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden, of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis van God.
Doch wij hebben niet ontvangen den geest der wereld, maar den Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn;
Zo dan oordeelt niets voor den tijd, totdat de Heere zal gekomen zijn, Welke ook in het licht zal brengen, hetgeen in de duisternis verborgen is, en openbaren de raadslagen der harten; en alsdan zal een iegelijk lof hebben van God.
Of weet gij niet, dat ulieder lichaam een tempel is van den Heiligen Geest, Die in u is, Dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs niet zijt?
Want ik wilde, dat alle mensen waren, gelijk als ikzelf ben; maar een iegelijk heeft zijn eigen gave van God, de een wel aldus, maar de andere alzo.
En zo worden wij ook bevonden valse getuigen Gods; want wij hebben van God getuigd, dat Hij Christus opgewekt heeft, Dien Hij niet heeft opgewekt, zo namelijk de doden niet opgewekt worden.
Waakt op rechtvaardiglijk, en zondigt niet. Want sommigen hebben de kennis van God niet. Ik zeg het u tot schaamte.
Paulus, een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, en Timotheus, de broeder, aan de Gemeente Gods, die te Korinthe is, met al de heiligen, die in geheel Achaje zijn:
Van Godniet in Dutch Staten Vertaling
Gerelateerde teksten
- Aan de voeten van Gamaliel (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Apostel van Jezus Christus (9 voorbeelden in 1 vertaling)
- Apostelen van Christus (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Bloed van Christus (3 voorbeelden in 1 vertaling)
- Bloed van Jezus (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- Dag van Christus (3 voorbeelden in 1 vertaling)
- Dag van duisternis (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Dag van wolken (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Dagen van Noach. (4 voorbeelden in 1 vertaling)
- De besnijdenis van Christus (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- De hoofden van de vaderen (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- De muren van Jeruzalem. (5 voorbeelden in 1 vertaling)
- De opstanding van Jezus Christus (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- De oudsten van het huis Israëls (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- De waarheid van het evangelie (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- Dienaar van Jezus Christus (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- Dienst van God (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Dienstknecht van Christus (3 voorbeelden in 1 vertaling)
- Dochter van Jeruzalem. (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- Door de wil van God (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Erfenis van de (4 voorbeelden in 1 vertaling)
- Erfgenaam van God (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Evangelie van Christus (9 voorbeelden in 1 vertaling)
- Evangelie van God (6 voorbeelden in 1 vertaling)
- Feest van het Pascha (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Geest van Christus (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- Geest van God (3 voorbeelden in 1 vertaling)
- Genade van God (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Getuigenis van God (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- Getuigenis van Jezus (5 voorbeelden in 1 vertaling)
- Gevangene van Christus Jezus (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- Gevangene van Jezus Christus (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Gezicht van de Heere (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- God van de doden. (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- God van Israël (28 voorbeelden in 1 vertaling)
- God van verwarring (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Graf van zijn vader (3 voorbeelden in 1 vertaling)
- Haar van zijn hoofd (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- Hart springt van vreugde (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Heerlijkheid van Christus (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Herders van Israël (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Het bloed van Abel. (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Het bloed van al de profeten (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Het boek van de oorlogen (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Het leven van Jezus (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- Het volk van Israël (5 voorbeelden in 1 vertaling)
- Het zij verre van mij (6 voorbeelden in 1 vertaling)
- Hoofd van Christus (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Huis van David (13 voorbeelden in 1 vertaling)
- Huis van God (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Huis van Juda (37 voorbeelden in 1 vertaling)
- In de handen van (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- In de naam van de heer. (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- In de naam van Jezus (1 voorbeeld in 1 vertaling)
- Inwoners van Jeruzalem. (43 voorbeelden in 1 vertaling)
- Jezus van Nazareth (2 voorbeelden in 1 vertaling)
- Kennis van God (7 voorbeelden in 1 vertaling)
- Kinderen van Israël (9 voorbeelden in 1 vertaling)
- Koning van Israël (124 voorbeelden in 1 vertaling)
- Koning van Juda (135 voorbeelden in 1 vertaling)
Verwante onderwerpen
- God Kennen
- Lijden
- Gods Wil
- De Afkomst Van Christus
- Vaderliefde
- De Vader
- Zonen
- Geloof In God
- De Namen Voor Christus
- Tekenen En Wonderen Van Het Evangelie
- Gods Wil Kennen
- Autoriteit Respecteren
- Heiliging, Aard En Basis
- Heiliging