Meest Populaire Bijbelverzen in Job 16
Job Rang:
Och, mocht men rechten voor een man met God, gelijk een kind des mensen voor zijn vriend.
Want weinige jaren in getal zullen er nog aankomen, en ik zal het pad henengaan, waardoor ik niet zal wederkeren.
Mijn vrienden zijn mijn bespotters; doch mijn oog druipt tot God.
Maar Job antwoordde en zeide:
Zijn toorn verscheurt, en Hij haat mij; Hij knerst over mij met Zijn tanden; mijn wederpartijder scherpt zijn ogen tegen mij.
Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden?
Ik had rust, maar Hij heeft mij verbroken, en bij mijn nek gegrepen, en mij verpletterd; en Hij heeft mij Zich tot een doelwit opgericht.
Ik zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen zou zich inhouden.
Zijn schutters hebben mij omringd; Hij heeft mijn nieren doorspleten, en niet gespaard; Hij heeft mijn gal op de aarde uitgegoten.
Zo ik spreek, mijn smart wordt niet ingehouden; en houd ik op, wat gaat er van mij weg?
Dat Gij mij rimpelachtig gemaakt hebt, is tot een getuige; en mijn magerheid staat tegen mij op, zij getuigt in mijn aangezicht.
Mijn aangezicht is gans bemodderd van wenen, en over mijn oogleden is des doods schaduw.
Zij gapen met hun mond tegen mij; zij slaan met smaadheid op mijn kinnebakken; zij vervullen zich te zamen aan mij.
Hij heeft mij gebroken met breuk op breuk; Hij is tegen mij aangelopen als een geweldige.
God heeft mij den verkeerde overgegeven, en heeft mij afgewend in de handen der goddelozen.
Zal er een einde zijn aan de winderige woorden? Of wat stijft u, dat gij alzo antwoordt?