Most Popular Bible Verses in Job 30
Job Rank:
Hierom is mijn harp tot een rouwklage geworden, en mijn orgel tot een stem der wenenden.
Maar nu lachen over mij minderen dan ik van dagen, welker vaderen ik versmaad zou hebben, om bij de honden mijner kudde te stellen.
Mijn huid is zwart geworden over mij, en mijn gebeente is ontstoken van dorrigheid.
Die ziltige kruiden plukten bij de struiken, en welker spijze was de wortel der jeneveren.
Want ik weet, dat Gij mij ter dood brengen zult, en tot het huis der samenkomst aller levenden.
Men is met verschrikkingen tegen mij gekeerd; elk een vervolgt als een wind mijn edele ziel, en mijn heil is als een wolk voorbijgegaan.
Weende ik niet over hem, die harde dagen had? Was mijn ziel niet beangst over den nooddruftige?
Die door gebrek en honger eenzaam waren, vliedende naar dorre plaatsen, in het donkere, woeste en verwoeste.
Zij hebben een gruwel aan mij, zij maken zich verre van mij, ja, zij onthouden het speeksel niet van mijn aangezicht.
Waartoe zou mij ook geweest zijn de krachten hunner handen? Zij was door ouderdom in hen vergaan.
Zij waren kinderen der dwazen, en kinderen van geen naam; zij waren geslagen uit den lande.
Gij zijt veranderd in een wrede tegen mij; door de sterkte Uwer hand wederstaat Gij mij hatelijk.
Nochtans toen ik het goede verwachtte, zo kwam het kwade; toen ik hoopte naar het licht, zo kwam de donkerheid.
Want Hij heeft mijn zeel losgemaakt, en mij bedrukt; daarom hebben zij den breidel voor mijn aangezicht afgeworpen.
Ter rechterhand staat de jeugd op, stoten mijn voeten uit, en banen tegen mij hun verderfelijke wegen.
Opdat zij wonen zouden in de kloven der dalen, de holen des stofs en der steenrotsen.
Gij heft mij op in den wind; Gij doet mij daarop rijden, en Gij versmelt mij het wezen.
Mijn ingewand ziedt, en is niet stil; de dagen der verdrukking zijn mij voorgekomen.
Zij breken mijn pad af, zij bevorderen mijn ellende; zij hebben geen helper van doen.
Door de veelheid der kracht is mijn kleed veranderd; Hij omgordt mij als de kraag mijns roks.
Maar Hij zal tot een aardhoop de hand niet uitsteken; is er bij henlieden geschrei in zijn verdrukking?
Zij komen aan, als door een wijde breuk; onder de verwoesting rollen zij zich aan.