Omdat de bergen hem voeder voortbrengen, daarom spelen al de dieren des velds aldaar.

En de HEERE antwoordde Job uit een onweder, en zeide:

Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?

Dan zal Ik ook u loven, omdat uw rechterhand u zal verlost hebben.

Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij.

Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen hoogmoedige, en verneder hem!

Zie toch, zijn kracht is in zijn lenden, en zijn macht in den navel zijns buiks.

Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!

De schaduwachtige bomen bedekken hem, elkeen met zijn schaduw; de beekwilgen omringen hem.

Zie nu Behemoth, welken Ik gemaakt heb nevens u; hij eet hooi, gelijk een rund.

Zou men hem voor zijn ogen kunnen vangen? Zou men hem met strikken den neus doorboren kunnen?

Als het hem lust, zijn staart is als een ceder; de zenuwen zijner schaamte zijn doorvlochten.

Zult gij ook Mijn oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt?

Zie, hij doet de rivier geweld aan, en verhaast zich niet; hij vertrouwt, dat hij de Jordaan in zijn mond zou kunnen intrekken.

Zie allen hoogmoedige, en breng hem ten onder; en verpletter de goddelozen in hun plaats!

Zult gij hem een bieze in den neus leggen, of met een doorn zijn kaak doorboren?

Hij is een hoofdstuk der wegen Gods; Die hem gemaakt heeft, heeft hem zijn zwaard aangehecht.

Onder schaduwachtige bomen ligt hij neder, in een schuilplaats des riets en des slijks.

Versier u nu met voortreffelijkheid en hoogheid, en bekleed u met majesteit en heerlijkheid!

Zult gij den Leviathan met den angel trekken, of zijn tong met een koord, dat gij laat nederzinken?

Zijn beenderen zijn als vast koper; zijn gebeenten zijn als ijzeren handbomen.

Zal hij een verbond met u maken? Zult gij hem aannemen tot een eeuwigen slaaf?

Zal hij aan u veel smekingen maken? Zal hij zachtjes tot u spreken?

Zult gij met hem spelen gelijk met een vogeltje, of zult gij hem binden voor uw jonge dochters? [ (Job 40:25) Zullen de metgezellen over hem een maaltijd bereiden? Zullen zij hem delen onder de kooplieden? ] [ (Job 40:26) Zult gij zijn huid met haken vullen, of met een visserskrauwel zijn hoofd? ] [ (Job 40:27) Leg uw hand op hem, gedenk des strijds, doe het niet meer. ] [ (Job 40:28) Zie, zijn hoop zal feilen; zal hij ook voor zijn gezicht nedergeslagen worden? ]