Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt mij in mijner moeders buik bedekt.

Een psalm van David, voor den opperzangmeester. HEERE! Gij doorgrondt en kent mij.

Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel.

Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht?

Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten.

Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was.

Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten.

Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig veel zijn haar sommen!

Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste delen der aarde.

Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend.

Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar.

Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee;

De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij.

Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij.

Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, HEERE! Gij weet het alles.

Gij bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij.

Zou ik niet haten HEERE! die U haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan?

Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden.

Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht.

O God! dat Gij den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij!

En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg.

Ik haat hen met volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij.

Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des zands; word ik wakker, zo ben ik nog bij U.

Die van U schandelijk spreken, en Uw vijanden ijdellijk verheffen.