37 Bijbelvers over Namen En Titels Voor Satan
Meest relevante verzen
En zij hadden over zich tot een koning den engel des afgronds; zijn naam was in het Hebreeuws Abaddon, en in de Griekse taal had hij den naam Apollyon.
En ik hoorde een grote stem, zeggende in den hemel: Nu is de zaligheid, en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods; en de macht van Zijn Christus; want de verklager onzer broederen, die hen verklaagde voor onzen God dag en nacht is nedergeworpen.
Zijt nuchteren, en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat om als een briesende leeuw, zoekende, wien hij zou mogen verslinden;
Maar de Farizeen, dit gehoord hebbende, zeiden: Deze werpt de duivelen niet uit, dan door Beelzebul, den overste der duivelen.
En wat samenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige?
Te dien dage zal de HEERE met Zijn hard, en groot, en sterk zwaard bezoeken den Leviathan, de langwemelende slang, ja, den Leviathan, de kromme slomme slang; en Hij zal den draak, die in de zee is, doden.
Toen werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel.
Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is.
Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen.
Belangende Jezus van Nazareth, hoe Hem God gezalfd heeft met den Heiligen Geest en met kracht; Welke het land doorgegaan is, goeddoende, en genezende allen, die van den duivel overweldigd waren; want God was met Hem.
Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels.
En zij wederom ontwaken mochten uit den strik des duivels, onder welken zij gevangen waren tot zijn wil.
En de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satanas, die de gehele wereld verleidt, hij is, zeg ik, geworpen op de aarde; en zijn engelen zijn met hem geworpen.
En hij greep den draak, den oude slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren;
En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen.
En de Geest des HEEREN week van Saul; en een boze geest van den HEERE verschrikte hem.
En er werd een ander teken gezien in den hemel; en ziet, er was een grote rode draak, hebbende zeven hoofden, en tien hoornen, en op zijn hoofden zeven koninklijke hoeden.
Dat hem vervloeken de vervloekers des dags, die bereid zijn hun rouw te verwekken;
Niemand is zo koen, dat hij hem opwekken zou; wie is dan hij, die zich voor Mijn aangezicht stellen zou? Wie heeft Mij voorgekomen, dat Ik hem zou vergelden? Wat onder den gansen hemel is, is het Mijne. Ik zal zijn leden niet verzwijgen, noch het verhaal zijner sterkte, noch de bevalligheid zijner gestaltenis.meer informatie
Wie zou het opperste zijns kleeds ontdekken? Wie zou met zijn dubbelen breidel hem aankomen? Wie zou de deuren zijns aangezichts opendoen? Rondom zijn tanden is verschrikking. Zeer uitnemend zijn zijn sterke schilden, elkeen gesloten als met een nauwdrukkend zegel. Het een is zo na aan het andere, dat de wind daar niet kan tussen komen. Zij kleven aan elkander, zij vatten zich samen, dat zij zich niet scheiden. Elk een zijner niezingen doet een licht schijnen; en zijn ogen zijn als de oogleden des dageraads. Uit zijn mond gaan fakkelen, vurige vonken raken er uit. Uit zijn neusgaten komt rook voort, als uit een ziedende pot en ruimen ketel. Zijn adem zou kolen doen vlammen, en een vlam komt uit zijn mond voort. In zijn hals herbergt de sterkte; voor hem springt zelfs de droefheid van vreugde op. De stukken van zijn vlees kleven samen; elkeen is vast in hem, het wordt niet bewogen. Zijn hart is vast gelijk een steen; ja, vast gelijk een deel van den ondersten molensteen. Van zijn verheffen schromen de sterken; om zijner doorbrekingen wille ontzondigen zij zich. Raakt hem iemand met het zwaard, dat zal niet bestaan, spies, schicht noch pantsier. Hij acht het ijzer voor stro, en het staal voor verrot hout. De pijl zal hem niet doen vlieden, de slingerstenen worden hem in stoppelen veranderd. De werpstenen worden van hem geacht als stoppelen, en hij belacht de drilling der lans. Onder hem zijn scherpe scherven; hij spreidt zich op het puntachtige, als op slijk. Hij doet de diepte zieden gelijk een pot; hij stelt de zee als een apothekerskokerij. Achter zich verlicht hij het pad; men zou den afgrond voor grijzigheid houden. Op de aarde is niets met hem te vergelijken, die gemaakt is om zonder schrik te wezen. Hij aanziet alles, wat hoog is, hij is een koning over alle jonge hoogmoedige dieren.
Gij hebt de koppen des Leviathans verpletterd; Gij hebt hem tot spijs gegeven aan het volk in dorre plaatsen.
Daar wandelen de schepen, en de Leviathan, dien Gij geformeerd hebt, om daarin te spelen.
En hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij zeide: Gij zult overreden, en zult het ook vermogen; ga uit en doe alzo.
Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde;
Ik zal niet meer veel met u spreken; want de overste dezer wereld komt, en heeft aan Mij niets.
In welke gij eertijds gewandeld hebt, naar de eeuw dezer wereld, naar den overste van de macht der lucht, van den geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid;
Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht.
Toen stond de satan op tegen Israel, en hij porde David aan, dat hij Israel telde.
En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad.
Maar Hij, Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, satanas! gij zijt Mij een aanstoot, want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn.
Ik heb andere Gemeenten beroofd, bezoldiging van haar nemende, om u te bedienen; en als ik bij u tegenwoordig was en gebrek had, ben ik niemand lastig gevallen.
En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden.
Daarom ook deze begeerte niet langer kunnende verdragen, heb ik hem gezonden, om uw geloof te verstaan; of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben, en onze arbeid ijdel zou wezen.
In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is.
En wanneer de onreine geest van den mens uitgegaan is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust, en vindt ze niet.
Als iemand dat Woord des Koninkrijks hoort, en niet verstaat, zo komt de boze, en rukt weg, hetgeen in zijn hart gezaaid was; deze is degene, die bij den weg bezaaid is.
Verwante onderwerpen
- De Duivel
- De Nederlaag Van Satan
- De Oorsprong Van Het Kwaad
- Draken
- Het Karakter Van Satan
- Het Koninkrijk Van Satan
- Het Werk Van Satan
- Kosmische Wezens
- Leviathan
- Oorzaken Van Spirituele Oorlog
- Opstand Van Satan En Engelen
- Overwinning Op Het Kwaad
- Prinsdommen
- Prinsdommen En Macht
- Satan
- Satan Als De Vijand Van God
- Satan Als Een Bedrieger
- Satan Als Een Verleider
- Satanisch
- Spirituele Oorlog Als Conflict
- Titels Voor Satan
- Verleiding Weerstaan
- Vijanden In Spirituele Oorlog
- Wapenuitrusting