'Ben' in de Bijbel
Doch de Sabeers deden een inval, en namen ze, en sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.
Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: Het vuur Gods viel uit den hemel, en ontstak onder de schapen en onder de jongeren, en verteerde ze; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.
Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: De Chaldeen stelden drie hopen, en vielen op de kemelen aan, en namen ze, en sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.
En zie, een grote wind kwam van over de woestijn, en stiet aan de vier hoeken van het huis, en het viel op de jongelingen, dat ze stierven; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.
En hij zeide: Naakt ben ik uit mijner moeders buik gekomen, en naakt zal ik daarhenen wederkeren. De HEERE heeft gegeven, en de HEERE heeft genomen; de Naam des HEEREN zij geloofd!
De dag verga, waarin ik geboren ben, en de nacht, waarin men zeide: Een knechtje is ontvangen;
Waarom ben ik niet gestorven van de baarmoeder af, en heb den geest gegeven, als ik uit den buik voortkwam?
Zo ik mij rechtvaardig, mijn mond zal mij verdoemen; ben ik oprecht, Hij zal mij toch verkeerd verklaren.
Ben ik oprecht, zo acht ik toch mijn ziel niet; ik versmaad mijn leven.
Zo zal ik spreken, en Hem niet vrezen; want zodanig ben ik niet bij mij.
Het is Uw wetenschap, dat ik niet goddeloos ben; nochtans is er niemand, die uit Uw hand verlosse.
Zo ik goddeloos ben, wee mij! En ben ik rechtvaardig, ik zal mijn hoofd niet opheffen; ik ben zat van schande, maar aanzie mijn ellende.
Want gij hebt gezegd: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen.
Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot.
Maar ik zal tot den Almachtige spreken, en ben belust mij te verdedigen voor God.
Doch Hij heeft mij tot een spreekwoord der volken gesteld; zodat ik een trommelslag ben voor ieders aangezicht.
Mijn huisgenoten en mijn dienstmaagden achten mij voor een vreemde; een uitlander ben ik in hun ogen.
Mijn gebeente kleeft aan mijn huid en aan mijn vlees; en ik ben ontkomen met de huid mijner tanden.
Aan Zijn gang heeft mijn voet vastgehouden; Zijn weg heb ik bewaard, en ben niet afgeweken.
Omdat ik niet uitgedelgd ben voor de duisternis, en dat Hij van mijn aangezicht de donkerheid bedekt heeft.
Maar nu ben ik hun een snarenspel geworden, en ik ben hun tot een klapwoord.
Hij heeft mij in het slijk geworpen, en ik ben gelijk geworden als stof en as.
Ik ben den draken een broeder geworden, en een metgezel der jonge struisen.
Zo ik blijde ben geweest, omdat mijn vermogen groot was, en omdat mijn hand geweldig veel verkregen had;
Zo ik verblijd ben geweest in de verdrukking mijns haters, en mij opgewekt heb, als het kwaad hem vond;
Hierom antwoordde Elihu, de zoon van Baracheel, den Buziet, en zeide: Ik ben minder van dagen, maar gijlieden zijt stokouden; daarom heb ik geschroomd en gevreesd, ulieden mijn gevoelen te vertonen.
Want ik ben der woorden vol; de geest mijns buiks benauwt mij.
Zie, ik ben Godes, gelijk gij; uit het leem ben ik ook afgesneden.
Ik ben rein, zonder overtreding; ik ben zuiver, en heb geen misdaad.
Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig, en God heeft mijn recht weggenomen.
Is het naar uw bevel, dat de arend zich omhoog verheft, en dat hij zijn nest in de hoogte maakt? [ (Job 39:31) Hij woont en vernacht in de steenrots, op de scherpte der steenrots en der vaste plaats. ] [ (Job 39:32) Van daar speurt hij de spijze op; zijn ogen zien van verre af. ] [ (Job 39:33) Ook zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is hij. ] [ (Job 39:34) En de HEERE antwoordde Job, en zeide: ] [ (Job 39:35) Is het twisten met den Almachtige onderrichten? Wie God bestraft, die antwoorde daarop. ] [ (Job 39:36) Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide: ] [ (Job 39:37) Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. ] [ (Job 39:38) Eenmaal heb ik gesproken, maar zal niet antwoorden; of tweemaal, maar zal niet voortvaren. ]
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (51)
- Exodus (29)
- Leviticus (53)
- Numberi (11)
- Deuteronomium (9)
- Jozua (7)
- Richteren (9)
- Ruth (5)
- 1 Samuël (26)
- 2 Samuël (24)
- 1 Koningen (17)
- 2 Koningen (5)
- 1 Kronieken (7)
- 2 Kronieken (7)
- Ezra (1)
- Esther (3)
- Job (32)
- Psalmen (78)
- Spreuken (7)
- Prediker (1)
- Hooglied (11)
- Jesaja (50)
- Jeremia (32)
- Klaagliederen (8)
- Ezechiël (77)
- Daniël (6)
- Hosea (7)
- Joël (3)
- Jona (2)
- Micha (3)
- Zefanja (1)
- Haggaï (38)
- Zacharia (8)
- Maleachi (2)
- Mattheüs (26)
- Markus (10)
- Lukas (24)
- Johannes (74)
- Handelingen (31)
- Romeinen (14)
- 1 Corinthiërs (17)
- 2 Corinthiër (19)
- Galaten (10)
- Efeziërs (3)
- Filippenzen (9)
- Colossenzen (4)
- 1 Timotheüs (3)
- 2 Timotheüs (6)
- Filémon (1)
- Hebreeën (1)
- 1 Petrus (2)
- 2 Petrus (1)
- 2 Johannes (1)
- 3 Johannes (1)
- Openbaring (15)