'Broeder' in de Bijbel
En Ahia, de zoon van Ahitub, den broeder van Ikabod, den zoon van Pinehas, den zoon van Eli, was priester des HEEREN, te Silo, dragende den efod; doch het volk wist niet, dat Jonathan heengegaan was.
Als Eliab, zijn grootste broeder, hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken uw vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, opdat gij den strijd zaagt.
En hij zeide: Laat mij toch gaan; want ons geslacht heeft een offer in de stad, en mijn broeder heeft het mij zelfs geboden; heb ik nu genade in uw ogen gevonden, laat mij toch ontslagen zijn, dat ik mijn broeders zie; hierom is hij aan des konings tafel niet gekomen.
Toen antwoordde David, en sprak tot Achimelech, den Hethiet, en tot Abisai, den zoon van Zeruja, den broeder van Joab, zeggende: Wie zal met mij tot Saul in het leger afgaan? Toen zeide Abisai: Ik zal met u afgaan.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (71)
- Exodus (9)
- Leviticus (10)
- Numberi (5)
- Deuteronomium (21)
- Jozua (1)
- Richteren (12)
- Ruth (1)
- 1 Samuël (4)
- 2 Samuël (24)
- 1 Koningen (8)
- 1 Kronieken (18)
- 2 Kronieken (4)
- Ezra (1)
- Nehemia (2)
- Job (3)
- Psalmen (3)
- Spreuken (5)
- Prediker (1)
- Hooglied (1)
- Jesaja (2)
- Jeremia (7)
- Ezechiël (5)
- Hosea (1)
- Obadja (1)
- Micha (1)
- Maleachi (1)
- Mattheüs (16)
- Markus (9)
- Lukas (10)
- Johannes (8)
- Handelingen (5)
- Romeinen (5)
- 1 Corinthiërs (8)
- 2 Corinthiër (5)
- Galaten (1)
- Efeziërs (1)
- Filippenzen (1)
- Colossenzen (3)
- 1 Thessalonicenzen (2)
- 2 Thessalonicenzen (2)
- Filémon (4)
- Hebreeën (2)
- Jakobus (3)
- 1 Petrus (1)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (11)
- Judas (1)
- Openbaring (1)