'Hand' in de Bijbel
Sta op, HEERE God! hef Uw hand op, vergeet de ellendigen niet.
Gij ziet het immers; want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper van den wees.
Met Uw hand van de lieden, o HEERE! van de lieden, die van de wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik Gij vervult met Uw verborgen schat; de kinderen worden verzadigd, en zij laten hun overschot hun kinderkens achter.
Voor den opperzangmeester, een psalm van David, de knecht des HEEREN, die de woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten dage, als de HEERE hem gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul. (1a) Hij zeide dan: Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte!
Uw hand zal alle vijanden vinden; uw rechterhand zal uw haters vinden.
In Uw hand beveel ik mijn geest; Gij hebt mij verlost, HEERE, Gij, God der waarheid!
En mij niet hebt overgeleverd in de hand des vijands; Gij hebt mijn voeten doen staan in de ruimte.
Mijn tijden zijn in Uw hand; red mij van de hand mijner vijanden, en van mijn vervolgers.
Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij; mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. Sela.
De voet der hovaardigen kome niet over mij, en de hand der goddelozen doe mij niet omzwerven.
Als hij valt, zo wordt hij niet weggeworpen, want de HEERE ondersteunt zijn hand.
Maar de HEERE laat hem niet in zijn hand; en Hij verdoemt hem niet, als hij geoordeeld wordt.
Want Uw pijlen zijn in mij gedaald, en Uw hand is op mij nedergedaald.
Neem Uw plage van op mij weg, ik ben bezweken van de bestrijding Uwer hand.
Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten.
Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. (1a) Al gij volken, klapt in de hand; juicht Gode met een stem van vreugdegezang.
Mijn God, bevrijd mij van de hand des goddelozen, van de hand desgenen, die verkeerdelijk handelt, en des opgeblazenen.
Is er een hand vol koren in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon; en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde.
Waarom trekt Gij Uw hand, ja, Uw rechterhand af? Trek haar uit het midden van Uw boezem; maak een einde.
Want in des HEEREN hand is een beker, en de wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijn droesemen uitzuigende drinken.
Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den HEERE; mijn hand was des nachts uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden.
[ (Psalms 77:21) Gij leiddet Uw volk, als een kudde door de hand van Mozes en Aaron. ]
Zij dachten niet aan Zijn hand, aan den dag, toen Hij hen van den wederpartijder verloste;
En Hij gaf Zijn sterkte in de gevangenis, en Zijn heerlijkheid in de hand des wederpartijders.
Uw hand zij over den man Uwer rechterhand, over des mensen zoon, dien Gij U gesterkt hebt.
In kort zou Ik hun vijanden gedempt hebben, en Mijn hand gewend hebben tegen hun wederpartijders.
Verlost den arme en den behoeftige, rukt hem uit der goddelozen hand.
Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en zij zijn afgesneden van Uw hand.
Gij hebt een arm met macht; Uw hand is sterk, Uw rechterhand is hoog.
Met welken Mijn hand vast blijven zal; ook zal hem Mijn arm versterken.
En Ik zal zijn hand in de zee zetten, en zijn rechterhand in de rivieren.
In Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en de hoogten der bergen zijn Zijne;
Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide, en de schapen Zijner hand. Heden, zo gij Zijn stem hoort,
Gij liefhebbers des HEEREN! haat het kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten; Hij redt hen uit der goddelozen hand.
Geeft Gij ze hun, zij vergaderen ze; doet Gij Uw hand open, zij worden met goed verzadigd.
En Hij verloste hen uit de hand des haters, en Hij bevrijdde hen van de hand des vijands.
Dies hief Hij tegen hen Zijn hand op, zwerende dat Hij hen nedervellen zou in de woestijn;
En Hij gaf hen in de hand der heidenen, en hun haters heersten over hen.
En hun vijanden hebben hen verdrukt, en zij zijn vernederd geworden onder hun hand.
Dat zulks de bevrijden des HEEREN zeggen, die Hij van de hand der wederpartijders bevrijd heeft.
Opdat zij weten, dat dit Uw hand is, dat Gij het, HEERE! gedaan hebt.
Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet.
Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen verkoren.
Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den HEERE, onze God, totdat Hij ons genadig zij.
Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn de zonen der jeugd.
Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm;
Met een sterke hand, en met een uitgestrekte arm; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Als ik wandel in het midden der benauwdheid, maakt Gij mij levend; Uw hand strekt Gij uit tegen den toorn mijner vijanden, en Uw rechterhand behoudt mij.
Gij bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij.
Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden.
Steek Uw handen van de hoogte uit; ontzet mij, en ruk mij uit de grote wateren, uit de hand der vreemden;
Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid;
Pe. Gij doet Uw hand open, en verzadigt al wat er leeft, naar Uw welbehagen.
De verheffingen Gods zullen in hun keel zijn; en een tweesnijdend zwaard in hun hand;
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (69)
- Exodus (79)
- Leviticus (39)
- Numberi (33)
- Deuteronomium (63)
- Jozua (26)
- Richteren (74)
- Ruth (3)
- 1 Samuël (96)
- 2 Samuël (40)
- 1 Koningen (33)
- 2 Koningen (47)
- 1 Kronieken (30)
- 2 Kronieken (57)
- Ezra (16)
- Nehemia (26)
- Esther (15)
- Job (42)
- Psalmen (54)
- Spreuken (22)
- Prediker (8)
- Hooglied (1)
- Jesaja (64)
- Jeremia (68)
- Klaagliederen (9)
- Ezechiël (86)
- Daniël (19)
- Hosea (3)
- Joël (1)
- Amos (4)
- Micha (5)
- Habakuk (2)
- Zefanja (3)
- Haggaï (38)
- Zacharia (7)
- Maleachi (4)