112 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Hun' in de Bijbel

Mijn knecht Mozes is gestorven; zo maak u nu op, trek over deze Jordaan, gij en al dit volk, tot het land, dat Ik hun, den kinderen Israels, geve.

VersbegrippenLand Als Goddelijk GeschenkRivieren En StromenGoddelijke RichtingDe Oversteek Naar Het Beloofde LandDienend LeiderschapBruggen

Wees sterk en heb goeden moed! want gij zult dit volk dat land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen heb gezworen hun te geven.

VersbegrippenBegeleiding Van Goddelijke MensenKracht Van MensenGod Gaf Het LandWees Moedig!Wees Sterk!MoedMoed En Kracht

Totdat de HEERE uw broederen rust geve, als ulieden, en dat zij ook erfelijk bezitten het land, dat de HEERE, uw God, hun geeft; alsdan zult gijlieden wederkeren tot het land uwer erfenis, en zult het erfelijk bezitten, dat Mozes, de knecht des HEEREN, ulieden gegeven heeft, aan deze zijde van de Jordaan, tegen den opgang der zon.

VersbegrippenOostVoorbij JordaniëTijd Van VredeRust

Alzo keerden die twee mannen weder, en gingen af van het gebergte, en voeren over, en kwamen tot Jozua, den zoon van Nun; en zij vertelden hem al wat hun wedervaren was.

VersbegrippenVertellen Over Gebeurtenissen

En gebiedt hun, zeggende: Neemt voor ulieden op, van hier uit het midden van de Jordaan, uit de standplaats van de voeten der priesteren, en bereidt twaalf stenen, en brengt ze met ulieden over, en stelt ze in het nachtleger, waar gij dezen nacht zult vernachten.

VersbegrippenStenen Als MonumentenTwaalf DingenIn De Jordaan

En het geschiedde, toen de priesters, die de ark des verbonds des HEEREN droegen, uit het midden van de Jordaan opgeklommen waren, en de voetzolen der priesteren afgetrokken waren tot op het droge; zo keerden de wateren van de Jordaan weder in hun plaats, en gingen als gisteren en eergisteren aan al haar oevers.

VersbegrippenDe Wonderen Van JoshuaPriesters In Actie

En hij sprak tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer uw kinderen morgen hun vaderen vragen zullen, zeggende: Wat zijn deze stenen?

VersbegrippenVragenBetekenis

En het geschiedde, toen al de koningen der Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan westwaarts, en al de koningen der Kanaanieten, die aan de zee waren, hoorden, dat de HEERE de wateren van de Jordaan had uitgedroogd, voor het aangezicht der kinderen Israels, totdat wij daardoor gegaan waren; zo versmolt hun hart, en er was geen moed meer in hen, voor het aangezicht der kinderen Israels.

VersbegrippenOnafhankelijkheidDroogteWestenSmeltenDroog LandVoorbij JordaniëDe Moed VerliezenHindernissen Overwinnen

Want de kinderen Israels wandelden veertig jaren in de woestijn, totdat vergaan was het ganse volk der krijgslieden, die uit Egypte gegaan waren; die de stem des HEEREN niet gehoorzaam geweest waren, denwelken de HEERE gezworen had, dat Hij hun niet zoude laten zien het land, hetwelk de HEERE hun vaderen gezworen had ons te zullen geven, een land vloeiende van melk en honig.

VersbegrippenVoedselEigendom, LandNummer VeertigOngehoorzaamheid Tot GodUitsluitingHet Beloofde Land40 Tot 50 jaarDood Als StrafMelk En HoningGevolgenBewegingZwerven

Maar hun zonen heeft Hij aan hun plaats gesteld; die heeft Jozua besneden, omdat zij de voorhuid hadden; want zij hadden hen op den weg niet besneden.

En het geschiedde, als men een einde gemaakt had van al dat volk te besnijden, zo bleven zij in hun plaats in het leger, totdat zij genezen waren.

VersbegrippenHoop En Heling

En de zeven priesters, dragende de zeven ramsbazuinen voor de ark des HEEREN, gingen voort, en bliezen met de bazuinen; en de toegerusten gingen voor hun aangezichten, en de achtertocht volgde de ark des HEEREN na, terwijl men ging en blies met de bazuinen.

VersbegrippenZeven MensenZeven DingenTrompetten Voor De StrijdZeven Trompetten

Toen verscheurde Jozua zijn klederen, en viel op zijn aangezicht ter aarde, voor de ark des HEEREN, tot den avond toe, hij en de oudsten van Israel; en zij wierpen stof op hun hoofd.

VersbegrippenScheuren Van KledingFunctie Van De Ark Des VerbondsAvondVerscheuren Van KledingHoofdenBuigingBesprenkelenVoorbeelden Van NederigheidStof Op Het HoofdZij Die Kledij Verscheurden

Israel heeft gezondigd; en zij hebben ook Mijn verbond, hetwelk Ik hun geboden had, overtreden; en ook hebben zij van het verbannene genomen, en ook gestolen, en ook gelogen, en hebben het ook onder hun gereedschap gelegd.

VersbegrippenGevaren Van RijkdomStelenVoorbeelden Van OneerlijkheidHet Verbond BrekenIndividuen Die LogenOnder De Ban

En gebood hun, zeggende: Ziet toe, gijlieden zult der stad lagen leggen van achter de stad; houdt u niet zeer verre van de stad, en weest gij allen bereid.

VersbegrippenMensen Die Niet Ver Weg Zijn

Ik nu, en al het volk, dat bij mij is, zullen tot de stad naderen; en het zal geschieden, wanneer zij ons tegemoet zullen uitgaan, gelijk als in het eerst, zo zullen wij voor hun aangezicht vlieden.

VersbegrippenStrategieën In Oorlogsvoering

Laat hen dan uitkomen achter ons, totdat wij hen van de stad aftrekken; want zij zullen zeggen: Zij vlieden voor onze aangezichten, gelijk als in het eerst; zo zullen wij vlieden voor hun aangezichten.

VersbegrippenMensen Uit Andere Plaatsen Halen

Jozua dan, en gans Israel, werd geslagen voor hun aangezichten; en zij vloden door den weg der woestijn.

VersbegrippenDoen AlsofIsraël Op De Vlucht

Ook kwamen die uit de stad hun tegemoet, zodat zij in het midden der Israelieten waren, deze van hier en gene van daar; en zij sloegen hen, totdat geen overige onder hen overbleef, noch die ontkwam.

VersbegrippenHet Midden

Zo handelden zij ook arglistiglijk, en gingen heen, en veinsden zich gezanten te zijn, en zij namen oude zakken op hun ezels, en oude en gescheurde, en samengebonden lederen wijnzakken;

VersbegrippenVoorbeelden Van BedrogFlessen, GebruikAfgezantListigheidWijnzakken En VatenVooruitgang

Ook oude en bevlekte schoenen aan hun voeten, en zij hadden oude klederen aan, en al het brood, dat zij op hun reize hadden, was droog en beschimmeld.

VersbegrippenSchoenenWeerzinwekkend VoedselHerstellenBedervend Voedsel

Daarom spraken tot ons onze oudsten, en al de inwoners onzes lands, zeggende: Neemt reiskost met u in uw handen op de reize, en gaat hun tegemoet, en zegt tot hen: Wij zijn ulieder knechten, zo maakt nu een verbond met ons.

Toen namen de mannen van hun reiskost; en zij vraagden het den mond des HEEREN niet.

VersbegrippenVragenNiet Naar God VragenRichting

En Jozua maakte vrede met hen, en hij maakte een verbond met hen, dat hij hen bij het leven behouden zoude; en de oversten der vergadering zwoeren hun.

VersbegrippenVerbondsrelatiesEen Verbond BezegelenWettelijke OvereenkomstenDoor De Mens In Leven Gehouden Worden

En het geschiedde ten einde van drie dagen, nadat zij het verbond met hen gemaakt hadden, zo hoorden zij, dat zij hun naburen waren, en dat zij in het midden van hen waren wonende.

VersbegrippenBuren

Want toen de kinderen Israels voorttogen, zo kwamen zij ten derden dage aan hun steden; hun steden nu waren Gibeon, en Chefira, en Beeroth, en Kirjath-Jearim.

VersbegrippenDe Derde Dag Van De WeekSteden in Israël

En de kinderen Israels sloegen ze niet, omdat de oversten der vergadering hun gezworen hadden bij den HEERE, den God Israels; daarom murmureerde de ganse vergadering tegen de oversten.

VersbegrippenVerplichtingen Van VerbondFoutenWrok Tegenover Mensen

Toen zeiden al de oversten tot de ganse vergadering: Wij hebben hun gezworen bij den HEERE, den God Israels; daarom kunnen wij hen niet aantasten.

VersbegrippenVerplichtingen Van VerbondAanrakingOnmogelijk Te Beschadigen

Dit zullen wij hun doen, dat wij hen bij het leven behouden, opdat geen grote toorn over ons zij, om des eeds wil, dien wij hun gezworen hebben.

VersbegrippenVerplichtingen Van VerbondOntrouw Tegenover De MensDoor De Mens In Leven Gehouden Worden

Zo deed hij hun alzo, en hij verloste hen van de hand der kinderen Israels, dat zij hen niet doodsloegen.

VersbegrippenDoor De Mens In Leven Gehouden Worden

Toen werden verzameld en kwamen op, vijf koningen der Amorieten, de koning van Jeruzalem, de koning van Hebron, de koning van Jarmuth, de koning van Lachis, de koning van Eglon, zij en al hun legers; en zij belegerden Gibeon, en krijgden tegen haar.

VersbegrippenKampenVijf Mensen

Maar staat gijlieden niet stil, jaagt uw vijanden achterna, en slaat hen in den staart; laat hen in hun steden niet komen; want de HEERE, uw God, heeft ze in uw hand gegeven.

VersbegrippenMensen NavolgenVerslaanZij Die God In Hun Handen Heeft GegevenVijandelijke Aanvallen

En het geschiedde, als zij die koningen uitgebracht hadden tot Jozua, zo riep Jozua al de mannen van Israel, en hij zeide tot de oversten des krijgsvolks, die met hem getogen waren: Treedt toe, zet uw voeten op de halzen dezer koningen. En zij traden toe, en zetten hun voeten op hun halzen.

VersbegrippenVoetenNekAfhankelijkheidZorg Voor VoetenZij Onderworpen Aan Mensen

Alzo sloeg Jozua het ganse land, het gebergte, en het zuiden, en de laagte, en de aflopingen der wateren, en al hun koningen; hij liet geen overigen overblijven; ja, hij verbande alles, wat adem had, gelijk als de HEERE, de God Israels, geboden had.

VersbegrippenAard Van OorlogVernietigingUitroeiingHeidense HeersersDe Shephelah

En Jozua nam al deze koningen en hun land op eenmaal; want de HEERE, de God Israels, streed voor Israel.

VersbegrippenHindernissen Overwinnen

Dezen nu togen uit, en al hun heirlegers met hen; veel volks, als het zand, dat aan den oever der zee is, in veelheid; en zeer vele paarden en wagens.

VersbegrippenStrijdwagensPaardenVeel StrijdersGrootsheidZand En GrindGrote Legers

En de HEERE zeide tot Jozua: Vrees niet voor hun aangezichten; want morgen omtrent dezen tijd zal Ik hen altegader verslagen geven voor het aangezicht van Israel; hun paarden zult gij verlammen, en hun wagenen met vuur verbranden.

VersbegrippenPaardenGods Actie MorgenVernietigen Van StrijdwagensWees Niet Bang Van MensenZij Die God In Hun Handen Heeft GegevenSpierenHereniging

Jozua nu deed hun, gelijk hem de HEERE gezegd had; hun paarden verlamde hij, en hun wagenen verbrandde hij met vuur.

VersbegrippenPaardenVernietigen Van StrijdwagensSpieren

Van den kalen berg, die opwaarts naar Seir gaat, tot Baal-Gad toe, in het dal van den Libanon, onder aan den berg Hermon; al hun koningen nam hij ook, en sloeg hen, en doodde hen.

VersbegrippenKoningen Doden

Want het was van den HEERE, hun harten te verstokken, dat zij Israel met oorlog tegemoet gingen, opdat hij hen verbannen zoude, dat hun geen genade geschiedde, maar opdat hij hen verdelgen zoude, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.

VersbegrippenOnvergeeflijkheidVoorbestemming, Spirituele GebeurtenissenGod DodendGod Hardt De MensGod Zal De Mensen DodenGod Zonder GenadeVeroorzaakt Door God

Te dier tijde nu kwam Jozua, en roeide de Enakieten uit, van het gebergte, van Hebron, van Debir, van Anab, en van het ganse gebergte van Juda, en van het ganse gebergte van Israel; Jozua verbande hen met hun steden.

VersbegrippenBergenStammen Van IsraëlVernietigingReuzen

Alzo nam Jozua al dat land in, naar alles, wat de HEERE tot Mozes gesproken had; en Jozua gaf het Israel ten erve, naar hun afdelingen, naar hun stammen. En het land rustte van den krijg.

VersbegrippenInvasiesFysieke RustVoorbeelden Van OorlogTypes Van ChristusVeroveringTijd Van Vrede

Dit nu zijn de koningen des lands, die de kinderen Israels geslagen hebben, en hun land erfelijk bezaten, aan gene zijde van de Jordaan, tegen den opgang der zon; van de beek Arnon af tot den berg Hermon, en het ganse vlakke veld tegen het oosten:

VersbegrippenDe ZonArnonVoorbij JordaniëHeidense Heersers

Dit nu zijn de koningen des lands, die Jozua sloeg, en de kinderen Israels, aan deze zijde van de Jordaan tegen het westen, van Baal-Gad aan, in het dal van den Libanon, en tot aan den kalen berg, die naar Seir opgaat; en Jozua gaf het aan de stammen Israels tot een erfelijke bezitting, naar hun afdelingen.

VersbegrippenVeroveringVoorbij JordaniëHeidense Heersers

Met denwelken de Rubenieten en Gadieten hun erfenis ontvangen hebben; dewelke Mozes hunlieden gaf aan gene zijde van de Jordaan tegen het oosten, gelijk als Mozes, de knecht des HEEREN, hun gegeven had:

VersbegrippenLand Als Goddelijke VerantwoordelijkheidVoorbij JordaniëReuben Gad en Half Manasse

Alzo gaf Mozes aan den stam der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen,

Dat hun landpale was van Aroer af, dat aan den oever der beek Arnon is, en de stad, die in het midden der beek is, en al het vlakke land tot Medeba toe:

VersbegrippenArnonRivier Arnon

De landpale nu der kinderen van Ruben was de Jordaan, en derzelver landpale; dat is het erfdeel der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen.

VersbegrippenDorpen

En aan den stam van Gad, aan de kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen, gaf Mozes,

Dat hun landpale was Jaezer, en al de steden van Gilead, en het halve land der kinderen Ammons, tot Aroer toe, die voor aan Rabba is;

VersbegrippenHelft Van Districten

Dit is het erfdeel der kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen: de steden en haar dorpen.

Verder had Mozes aan den halven stam van Manasse een erfenis gegeven, die aan den halven stam der kinderen van Manasse bleef, naar hun huisgezinnen;

Zodat hun landpale was van Mahanaim af, het ganse Bazan, het ganse koninkrijk van Og, den koning van Bazan, en al de vlekken van Jair, die in Bazan zijn, zestig steden.

VersbegrippenDe Jaren ZestigSteden in Israël

En het halve Gilead, en Astharoth, en Edrei, steden des koninkrijks van Og in Bazan, waren van de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, namelijk de helft der kinderen van Machir, naar hun huisgezinnen.

VersbegrippenHelft Van Districten

Dit is nu hetgeen de kinderen Israels geerfd hebben in het land Kanaan; hetwelk de priester Eleazar, en Jozua, de zoon van Nun, en de hoofden der vaderen van de stammen der kinderen Israels, hun hebben doen erven;

VersbegrippenLand Als Goddelijke VerantwoordelijkheidGraad

Want de kinderen van Jozef waren twee stammen, Manasse en Efraim; en aan de Levieten gaven zij geen deel in het land, maar steden om te bewonen, en derzelver voorsteden voor hun vee en voor hun bezitting.

VersbegrippenStammen Van Israël

En het lot voor den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen, was: aan de landpale van Edom, de woestijn Zin, zuidwaarts, was het uiterste tegen het zuiden;

VersbegrippenLand Als Goddelijke VerantwoordelijkheidWildernis Van ZinZuidelijke Grens

Zodat hun landpale, tegen het zuiden, het uiterste van de Zoutzee was, van de tong af, die tegen het zuiden ziet;

VersbegrippenZuidelijke Grens

De landpale nu tegen het westen zal zijn tot de grote zee en derzelver landpale. Dit is de landpale der kinderen van Juda rondom heen, naar hun huisgezinnen.

VersbegrippenMiddellandse ZeeDe Westelijke Grenzen

Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen.

Alzo hebben hun erfdeel bekomen de kinderen van Jozef, Manasse en Efraim.

VersbegrippenLand Als Goddelijke Verantwoordelijkheid

De landpale nu der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen, is deze: te weten, de landpale huns erfdeels was oostwaarts Atroth-Addar tot aan het bovenste Beth-Horon.

VersbegrippenGrenzen Rond Tribale Gebieden

Van Tappuah gaat deze landpale westwaarts naar de beek Kana, en haar uitgangen zijn aan de zee. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen.

Ook hadden de overgebleven kinderen van Manasse een lot, naar hun huisgezinnen; te weten de kinderen van Abiezer, en de kinderen van Helek, en de kinderen van Asriel, en de kinderen van Sechem, en de kinderen van Hefer, en de kinderen van Semida. Dit zijn de mannelijke kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, naar hun huisgezinnen.

En er bleven over onder de kinderen Israels, aan dewelken zij hun erfdeel niet uitgedeeld hadden, zeven stammen.

VersbegrippenZeven Mensen

Geeft voor ulieden drie mannen van elken stam, dat ik ze heenzende, en zij zich opmaken, en het land doorwandelen, en beschrijven hetzelve naar hun erven, en weder tot mij komen.

VersbegrippenSchrijvenDrie Mannen

Want de Levieten hebben geen deel in het midden van ulieden; maar het priesterdom des HEEREN is hun erfdeel. Gad nu, en Ruben, en de halve stam van Manasse, hebben hun erfdeel genomen op gene zijde van de Jordaan, oostwaarts, hetwelk hun Mozes, de knecht des HEEREN, gegeven heeft.

VersbegrippenErfgenamenPriesterschap in OTVoorbij JordaniëGeen Aardse ErfenisPriesterlijke ErfenisReuben Gad en Half Manasse

Toen maakten zich die mannen op, en gingen heen. En Jozua gebood hun, die heengingen om het land te beschrijven, zeggende: Gaat, en doorwandelt het land, en beschrijft het; komt dan weder tot mij, zo zal ik ulieden hier het lot werpen, voor het aangezicht des HEEREN, te Silo.

VersbegrippenVerkennen

Toen wierp Jozua het lot voor hen te Silo, voor het aangezicht des HEEREN. En Jozua deelde aldaar den kinderen Israels het land, naar hun afdelingen.

VersbegrippenLoten Uitschrijven

En het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef.

VersbegrippenLand Als Goddelijke Verantwoordelijkheid

En hun landpale was naar den hoek noordwaarts van de Jordaan; en deze landpale gaat opwaarts aan de zijde van Jericho van het noorden, en gaat op door het gebergte westwaarts, en haar uitgangen zijn aan de woestijn van Beth-Aven.

VersbegrippenWoestijen, SpecifiekGrenzen

De Jordaan nu bepaalt haar aan den hoek naar het oosten. Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, in hun landpalen rondom, naar hun huisgezinnen.

VersbegrippenOostelijke Grenzen

De steden nu van den stam der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen, zijn: Jericho, en Beth-hogla, en Emek-Keziz,

En Zela, Elef en Jebusi (deze is Jeruzalem), Gibath, Kirjath: veertien steden mitsgaders haar dorpen. Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen.

VersbegrippenDe Geschiedenis Van JeruzalemVeertien

Daarna ging het tweede lot uit voor Simeon, voor den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen; en hun erfdeel was in het midden van het erfdeel der kinderen van Juda.

VersbegrippenLand Als Goddelijke VerantwoordelijkheidTweede Ding

En zij hadden in hun erfdeel: Beer-seba, en Seba, en Molada,

En al de dorpen, die rondom deze steden waren, tot Baalath-Beer, dat is Ramath tegen het zuiden. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen.

Het erfdeel der kinderen van Simeon is onder het snoer der kinderen van Juda; want het erfdeel der kinderen van Juda was te groot voor hen; daarom erfden de kinderen van Simeon in het midden van hun erfdeel.

VersbegrippenMeer Dan Genoeg

Daarna kwam het derde lot op voor de kinderen van Zebulon, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun erfdeel was tot aan Sarid.

VersbegrippenDerde Persoon

En hun landpale gaat opwaarts naar het westen en Mar-ala, en reikt tot Dabbaseth, en reikt tot aan de beek, die voor aan Jokneam is.

Dit is het erfdeel der kinderen van Zebulon, naar hun huisgezinnen; deze steden en haar dorpen.

Het vierde lot ging uit voor Issaschar, voor de kinderen van Issaschar, naar hun huisgezinnen.

VersbegrippenBreuken, Een VierdeVierde

En hun landpale was Jizreela, en Chesulloth, en Sunem,

En deze landpale reikt aan Thabor, en Sahazima, en Beth-Semes; en de uitgangen van hun landpale zijn aan de Jordaan; zestien steden en haar dorpen.

VersbegrippenZestien

Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Issaschar, naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen.

Toen ging het vijfde lot voor den stam der kinderen van Aser uit, naar hun huisgezinnen.

VersbegrippenBreuken, Een VijfdeVijfdeGrenzen Rond Tribale Gebieden

En hun landpale was Helkath, en Hali, en Beten, en Achsaf,

Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Aser, naar hun huisgezinnen, deze steden en haar dorpen.

Het zesde lot ging uit voor de kinderen van Nafthali, voor de kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen.

VersbegrippenBreuken, Een ZesdeZesde

En hun landpale is van Helef, van Allon tot Zaanannim, en Adami-Nekeb, en Jabneel, tot Lakkum; en haar uitgangen zijn aan de Jordaan.

VersbegrippenEiken

Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen.

Het zevende lot ging uit voor den stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen.

VersbegrippenZevende

En de landpale van hun erfdeel was: Zora, en Esthaol, en Ir-Semes,

Doch de landpale der kinderen van Dan was hun klein uitgekomen; daarom togen de kinderen van Dan op, en krijgden tegen Lesem, en namen haar in, en sloegen haar met de scherpte des zwaards, en erfden haar, en woonden daarin; en zij noemden Lesem, Dan, naar den naam van hun vader Dan.

VersbegrippenZwaardenVijanden BevechtenMensen Die Dingen Benoemen

Dit is het erfdeel van de stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen, deze steden en haar dorpen.

Daarom gaven de kinderen Israels aan de Levieten van hun erfdeel, naar den mond des HEEREN, deze steden en de voorsteden derzelve.

Aan de kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, van den stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam van Zebulon, twaalf steden.

VersbegrippenTwaalf Dingen

Zo gaven zij hun de stad van Arba, den vader van Anok (zij is Hebron), op den berg van Juda, en haar voorsteden rondom haar.

En zij gaven hun Sichem, een vrijstad des doodslagers, en haar voorsteden, op den berg Efraim, en Gezer en haar voorsteden;

Al de steden der Gersonieten, naar hun huisgezinnen, zijn dertien steden en haar voorsteden.

VersbegrippenDertien

Public domain