'Ook' in de Bijbel
Daartoe was zijn vee zeven duizend schapen, en drie duizend kemelen, en vijfhonderd juk ossen, en vijfhonderd ezelinnen; ook was zijn dienstvolk zeer veel; zodat deze man groter was dan al die van het oosten.
Er was nu een dag, als de kinderen Gods kwamen, om zich voor den HEERE te stellen, dat de satan ook in het midden van hen kwam.
En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad.
Wederom was er een dag, als de kinderen Gods kwamen, om zich voor den HEERE te stellen, dat de satan ook in het midden van hen kwam, om zich voor den HEERE te stellen.
En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak.
Wiens oogst de hongerige verteerde, dien hij ook tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun vermogen in.
Ook zult gij bevinden, dat uw zaad menigvuldig wezen zal, en uw spruiten als het kruid der aarde.
Rochelt ook de woudezel bij het jonge gras? Loeit de os bij zijn voeder?
Wordt ook het onsmakelijke gegeten zonder zout? Is er smaak in het witte des dooiers?
Zo zal ik ook mijn mond niet wederhouden, ik zal spreken in benauwdheid mijns geestes; ik zal klagen in bitterheid mijner ziel.
Indien uw kinderen gezondigd hebben tegen Hem, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding geworpen.
Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand;
Met vel en vlees hebt Gij mij bekleed; met beenderen ook en zenuwen hebt Gij mij samengevlochten;
Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen?
Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen.
Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om.
Gelijk gijlieden het weet, weet ik het ook; ik zwicht niet voor u.
Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn; maar een huichelaar zal voor Zijn aangezicht niet komen.
Gij legt ook mijn voeten in den stok, en neemt waar al mijn paden; Gij drukt U in de wortelen mijner voeten,
Hij komt voort als een bloem, en wordt afgesneden; ook vlucht hij als een schaduw, en bestaat niet.
Onder ons is ook een grijze, ja, een stokoude, meerder van dagen dan uw vader.
Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden?
Ook nu, zie, in den hemel is mijn Getuige, en mijn Getuige in de hoogten.
Die met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten.
Maar ook het zij waarlijk, dat ik gedwaald heb, mijn dwaling zal bij mij vernachten.
Ook versmaden mij de jonge kinderen; sta ik op, zo spreken zij mij tegen.
Och, of nu mijn woorden toch opgeschreven wierden. Och, of zij in een boek ook wierden ingetekend!
Zal ook een man Gode voordelig zijn? Maar voor zichzelven zal de verstandige voordelig zijn.
Ook heden is mijn klacht wederspannigheid; mijn plage is zwaar boven mijn zuchten.
Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd.
Ook neemt het oog des overspelers de schemering waar, zeggende: Geen oog zal mij zien; en hij legt een deksel op het aangezicht.
Ook trekt hij de machtigen door zijn kracht; staat hij op, zo is men des levens niet zeker.
Men kan het goud of het kristal haar niet gelijk waarderen; ook is zij niet te verwisselen voor een kleinood van dicht goud.
Toen zag Hij haar, en vertelde ze; Hij schikte ze, en ook doorzocht Hij ze.
Waartoe zou mij ook geweest zijn de krachten hunner handen? Zij was door ouderdom in hen vergaan.
Heeft Hij niet, Die mij in den buik maakte, hem ook gemaakt en Een ons in de baarmoeder bereid?)
Dat ware ook een misdaad bij den rechter; want ik zou den God van boven verzaakt hebben.
(Ook heb ik mijn gehemelte niet toegelaten te zondigen, mits door een vloek zijn ziel te begeren).
Zijn toorn ontstak ook tegen zijn drie vrienden, omdat zij, geen antwoord vindende, nochtans Job verdoemden.
Daarom zeg ik: Hoor naar mij; ik zal mijn gevoelen ook vertonen.
Ik zal mijn deel ook antwoorden, ik zal mijn gevoelen ook vertonen.
Zie, ik ben Godes, gelijk gij; uit het leem ben ik ook afgesneden.
Ook wordt hij gestraft met smart op zijn leger, en de sterke menigte zijner beenderen;
Ook waarlijk, God handelt niet goddelooslijk, en de Almachtige verkeert het recht niet.
Zou hij ook, die het recht haat, den gewonde verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen?
Dat gij ook gezegd hebt: Gij zult Hem niet aanschouwen; er is nochtans gericht voor Zijn aangezicht, wacht gij dan op Hem.
Alzo zou Hij ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes tot de ruimte, onder dewelke geen benauwing zou geweest zijn; en het gerecht uwer tafel zou vol vettigheid geweest zijn.
Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; er is ook geen onderzoeking van het getal Zijner jaren.
Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, en de krakingen Zijner hutte?
Daarvan verkondigt Zijn geklater, en het vee; ook van den opgaanden damp
Ook beeft hierover mijn hart, en springt op uit zijn plaats.
Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts.
Is het naar uw bevel, dat de arend zich omhoog verheft, en dat hij zijn nest in de hoogte maakt? [ (Job 39:31) Hij woont en vernacht in de steenrots, op de scherpte der steenrots en der vaste plaats. ] [ (Job 39:32) Van daar speurt hij de spijze op; zijn ogen zien van verre af. ] [ (Job 39:33) Ook zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is hij. ] [ (Job 39:34) En de HEERE antwoordde Job, en zeide: ] [ (Job 39:35) Is het twisten met den Almachtige onderrichten? Wie God bestraft, die antwoorde daarop. ] [ (Job 39:36) Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide: ] [ (Job 39:37) Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. ] [ (Job 39:38) Eenmaal heb ik gesproken, maar zal niet antwoorden; of tweemaal, maar zal niet voortvaren. ]
Zult gij ook Mijn oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt?
Dan zal Ik ook u loven, omdat uw rechterhand u zal verlost hebben.
Zult gij met hem spelen gelijk met een vogeltje, of zult gij hem binden voor uw jonge dochters? [ (Job 40:25) Zullen de metgezellen over hem een maaltijd bereiden? Zullen zij hem delen onder de kooplieden? ] [ (Job 40:26) Zult gij zijn huid met haken vullen, of met een visserskrauwel zijn hoofd? ] [ (Job 40:27) Leg uw hand op hem, gedenk des strijds, doe het niet meer. ] [ (Job 40:28) Zie, zijn hoop zal feilen; zal hij ook voor zijn gezicht nedergeslagen worden? ]
Ook kwamen tot hem al zijn broeders, en al zijn zusters, en allen, die hem te voren gekend hadden, en aten brood met hem in zijn huis, en beklaagden hem, en vertroostten hem over al het kwaad, dat de HEERE over hem gebracht had; en zij gaven hem een iegelijk een stuk gelds, een iegelijk ook een gouden voorhoofdsiersel.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (113)
- Exodus (178)
- Leviticus (82)
- Numberi (56)
- Deuteronomium (50)
- Jozua (36)
- Richteren (47)
- Ruth (13)
- 1 Samuël (61)
- 2 Samuël (75)
- 1 Koningen (75)
- 2 Koningen (46)
- 1 Kronieken (66)
- 2 Kronieken (97)
- Ezra (15)
- Nehemia (37)
- Esther (17)
- Job (58)
- Psalmen (70)
- Spreuken (24)
- Prediker (57)
- Hooglied (2)
- Jesaja (85)
- Jeremia (83)
- Klaagliederen (4)
- Ezechiël (112)
- Daniël (20)
- Hosea (14)
- Joël (9)
- Amos (9)
- Obadja (3)
- Micha (2)
- Nahum (4)
- Habakuk (3)
- Zefanja (4)
- Zacharia (18)
- Maleachi (6)
- Mattheüs (85)
- Markus (51)
- Lukas (142)
- Johannes (84)
- Handelingen (96)
- Romeinen (77)
- 1 Corinthiërs (77)
- 2 Corinthiër (61)
- Galaten (23)
- Efeziërs (22)
- Filippenzen (25)
- Colossenzen (16)
- 1 Thessalonicenzen (18)
- 2 Thessalonicenzen (5)
- 1 Timotheüs (11)
- 2 Timotheüs (14)
- Titus (3)
- Filémon (4)
- Hebreeën (37)
- Jakobus (14)
- 1 Petrus (17)
- 2 Petrus (7)
- 1 Johannes (14)
- 2 Johannes (1)
- 3 Johannes (1)
- Judas (3)
- Openbaring (21)