'Wat' in de Bijbel
En Ik zeide: Mijn Heere! wat zijn deze? Toen zeide tot mij de Engel, Die met mij sprak: Ik zal u tonen, wat deze zijn.
En ik zeide tot den Engel, Die met mij sprak: Wat zijn deze? En Hij zeide tot mij: Dat zijn de hoornen, welke Juda, Israel en Jeruzalem verstrooid hebben.
Toen zeide ik: Wat komen die maken? En Hij sprak, zeggende: Dat zijn de hoornen, die Juda verstrooid hebben, zodat niemand zijn hoofd ophief; maar deze zijn gekomen om die te verschrikken, om de hoornen der heidenen neder te werpen, welke den hoorn verheven hebben tegen het land van Juda, om dat te verstrooien.
En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie, en ziet, een geheel gouden kandelaar, en een oliekruikje boven deszelfs hoofd, en zijn zeven lampen daarop; die lampen hadden zeven en zeven pijpen, dewelke boven zijn hoofd waren;
En ik antwoordde, en zeide tot den Engel, Die met mij sprak, zeggende: Mijn Heere! wat zijn deze dingen?
Toen antwoordde de Engel, Die met mij sprak, en zeide tot mij: Weet gij niet, wat deze dingen zijn? En ik zeide: Neen, mijn Heere!
Verder antwoordde ik, en zeide tot Hem: Wat zijn die twee olijfbomen, ter rechterzijde des kandelaars, en aan zijn linkerzijde?
En andermaal antwoordende, zo zeide ik tot Hem: Wat zijn die twee takjes der olijfbomen, welke in de twee gouden kruiken zijn, die goud van zich gieten?
En Hij sprak tot mij, zeggende: Weet gij niet, wat deze zijn? En ik zeide: Neen, mijn Heere!
En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik zie een vliegende rol, welker lengte is van twintig ellen, en haar breedte van tien ellen.
En de Engel, Die met mij sprak, ging uit, en zeide tot mij: Hef nu uw ogen op, en zie, wat dit zij, dat er voortkomt.
En ik zeide: Wat is dat? En Hij zeide: Dit is een efa, die voortkomt. Verder zeide Hij: Dit is het oog over henlieden in het ganse land.
En ik antwoordde, en zeide tot den Engel, Die met mij sprak: Wat zijn deze, mijn Heere?
En ik zeide: Ik zal ulieden niet meer weiden; wat sterft, dat sterve, en wat afgesneden is, dat zij afgesneden, en dat de overgeblevenen de een des anderen vlees verslinden.
En zo iemand tot hem zegt: Wat zijn deze wonden in uw handen? zo zal hij zeggen: Het zijn de wonden, waarmede ik geslagen ben, in het huis mijner liefhebbers.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (90)
- Exodus (66)
- Leviticus (40)
- Numberi (56)
- Deuteronomium (55)
- Jozua (43)
- Richteren (35)
- Ruth (10)
- 1 Samuël (64)
- 2 Samuël (46)
- 1 Koningen (65)
- 2 Koningen (72)
- 1 Kronieken (23)
- 2 Kronieken (25)
- Ezra (9)
- Nehemia (12)
- Esther (22)
- Job (46)
- Psalmen (35)
- Spreuken (11)
- Prediker (33)
- Hooglied (5)
- Jesaja (39)
- Jeremia (55)
- Klaagliederen (5)
- Ezechiël (29)
- Daniël (12)
- Hosea (6)
- Joël (2)
- Amos (5)
- Jona (6)
- Micha (6)
- Nahum (1)
- Habakuk (3)
- Zefanja (1)
- Zacharia (15)
- Maleachi (4)
- Mattheüs (82)
- Markus (65)
- Lukas (88)
- Johannes (71)
- Handelingen (61)
- Romeinen (28)
- 1 Corinthiërs (17)
- 2 Corinthiër (6)
- Galaten (3)
- Efeziërs (6)
- Filippenzen (3)
- Colossenzen (4)
- 1 Thessalonicenzen (2)
- 2 Thessalonicenzen (2)
- 1 Timotheüs (1)
- Titus (1)
- Hebreeën (7)
- Jakobus (3)
- 1 Petrus (2)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (7)
- Openbaring (12)