'Wat' in de Bijbel
Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt?
Zekerlijk, de fondamenten worden omgestoten; wat heeft de rechtvaardige bedreven?
Wat gewin is er in mijn bloed, in mijn nederdalen tot de groeve? Zal U het stof loven? Zal het Uw waarheid verkondigen?
En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is op U.
Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.
[ (Psalms 42:12) Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God. ]
Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.
Maar tot den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen te vertellen, en neemt Mijn verbond in uw mond?
Een onderwijzing van David, voor den opperzangmeester. (1a) Als Doeg, de Edomiet, gekomen was, en Saul te kennen gegeven, en tot hem gezegd had: David is gekomen ten huize van Achimelech. (1b) Wat beroemt gij u in het kwaad, o gij geweldige? Gods goedertierenheid duurt toch den gansen dag.
In God zal ik Zijn woord prijzen; ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen?
Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen?
Zij doorzoeken allerlei schalkheid; ten uiterste doorzoeken zij, wat te doorzoeken is; zelfs het binnenste eens mans, en het diepe hart.
Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft.
Uw God heeft uw sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt!
Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven.
Dat Hem prijzen de hemel en de aarde, de zeeen, en al wat daarin wriemelt.
Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren.
Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? Sela.
Dat het veld huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de bomen des wouds juichen.
Een psalm van David. Loof den HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam.
Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn.
Want zij verbitterden zijn geest, zodat hij wat onbedachtelijk voortbracht met zijn lippen.
Dat de schuldeiser aansla al wat hij heeft, en dat de vreemden zijn arbeid roven.
Wat was u, gij zee! dat gij vloodt? gij Jordaan! dat gij achterwaarts keerdet?
Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt.
Wat zal ik den HEERE vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen?
De HEERE is bij mij, ik zal niet vrezen; wat zal mij een mens doen?
Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord.
Wat zal U de bedriegelijke tong geven, of wat zal zij U toevoegen?
Al wat den HEERE behaagt, doet Hij, in de hemelen, en op de aarde, in de zeeen en alle afgronden.
O HEERE! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht?
Pe. Gij doet Uw hand open, en verzadigt al wat er leeft, naar Uw welbehagen.
Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid.
Alles, wat adem heeft, love den HEERE! Hallelujah!
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (90)
- Exodus (66)
- Leviticus (40)
- Numberi (56)
- Deuteronomium (55)
- Jozua (43)
- Richteren (35)
- Ruth (10)
- 1 Samuël (64)
- 2 Samuël (46)
- 1 Koningen (65)
- 2 Koningen (72)
- 1 Kronieken (23)
- 2 Kronieken (25)
- Ezra (9)
- Nehemia (12)
- Esther (22)
- Job (46)
- Psalmen (35)
- Spreuken (11)
- Prediker (33)
- Hooglied (5)
- Jesaja (39)
- Jeremia (55)
- Klaagliederen (5)
- Ezechiël (29)
- Daniël (12)
- Hosea (6)
- Joël (2)
- Amos (5)
- Jona (6)
- Micha (6)
- Nahum (1)
- Habakuk (3)
- Zefanja (1)
- Zacharia (15)
- Maleachi (4)
- Mattheüs (82)
- Markus (65)
- Lukas (88)
- Johannes (71)
- Handelingen (61)
- Romeinen (28)
- 1 Corinthiërs (17)
- 2 Corinthiër (6)
- Galaten (3)
- Efeziërs (6)
- Filippenzen (3)
- Colossenzen (4)
- 1 Thessalonicenzen (2)
- 2 Thessalonicenzen (2)
- 1 Timotheüs (1)
- Titus (1)
- Hebreeën (7)
- Jakobus (3)
- 1 Petrus (2)
- 2 Petrus (1)
- 1 Johannes (7)
- Openbaring (12)