'Zijt' in de Bijbel
Tot het lachen zeide ik: Gij zijt onzinnig, en tot de vreugde: Wat maakt deze?
Er is geen einde van al het volk, van allen, die voor hen geweest zijn; de nakomelingen zullen zich ook over hem niet verblijden; gewisselijk, dat is ook ijdelheid en kwelling des geestes. [ (Ecclesiastes 4:17) Bewaar uw voet, als gij tot het huis Gods ingaat, en zijt liever nabij om te horen, dan om der zotten slachtoffer te geven; want zij weten niet, dat zij kwaad doen. ]
Wees niet te snel met uw mond, en uw hart haaste niet een woord voort te brengen voor Gods aangezicht; want God is in den hemel, en gij zijt op de aarde; daarom laat uw woorden weinig zijn.
Zijt niet haastig in uw geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem der dwazen.
Welgelukzalig zijt gij, land! welks koning een zoon der edelen is, en welks vorsten ter rechter tijd eten, tot sterkte en niet tot drinkerij.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (49)
- Exodus (13)
- Leviticus (3)
- Numberi (15)
- Deuteronomium (38)
- Jozua (14)
- Richteren (21)
- Ruth (9)
- 1 Samuël (25)
- 2 Samuël (34)
- 1 Koningen (21)
- 2 Koningen (12)
- 1 Kronieken (7)
- 2 Kronieken (8)
- Ezra (5)
- Nehemia (7)
- Esther (1)
- Job (20)
- Psalmen (83)
- Spreuken (16)
- Prediker (5)
- Hooglied (9)
- Jesaja (59)
- Jeremia (36)
- Ezechiël (41)
- Daniël (8)
- Hosea (6)
- Joël (1)
- Amos (3)
- Obadja (2)
- Jona (2)
- Micha (2)
- Nahum (1)
- Habakuk (2)
- Zacharia (3)
- Maleachi (4)
- Mattheüs (54)
- Markus (18)
- Lukas (53)
- Johannes (53)
- Handelingen (24)
- Romeinen (29)
- 1 Corinthiërs (36)
- 2 Corinthiër (16)
- Galaten (13)
- Efeziërs (18)
- Filippenzen (4)
- Colossenzen (11)
- 1 Thessalonicenzen (13)
- 2 Thessalonicenzen (1)
- 1 Timotheüs (2)
- Filémon (1)
- Hebreeën (17)
- Jakobus (7)
- 1 Petrus (25)
- 2 Petrus (3)
- 1 Johannes (2)
- 2 Johannes (2)
- 3 Johannes (1)
- Openbaring (13)