Job 33:10
Zie, Hij vindt oorzaken tegen mij, Hij houdt mij voor Zijn vijand.
Job 9:30-31
Indien ik mij wasse met sneeuwwater, en mijn handen zuivere met zeep;
Job 10:15-17
Zo ik goddeloos ben, wee mij! En ben ik rechtvaardig, ik zal mijn hoofd niet opheffen; ik ben zat van schande, maar aanzie mijn ellende.
Job 13:24-25
Waarom verbergt Gij Uw aangezicht, en houdt mij voor Uw vijand?
Job 14:16
Maar nu telt Gij mijn treden; Gij bewaart mij niet om mijner zonden wil.
Job 16:9
Zijn toorn verscheurt, en Hij haat mij; Hij knerst over mij met Zijn tanden; mijn wederpartijder scherpt zijn ogen tegen mij.
Job 19:11
Daartoe heeft Hij Zijn toorn tegen mij ontstoken, en mij bij Zich geacht als Zijn vijanden.
Job 30:21
Gij zijt veranderd in een wrede tegen mij; door de sterkte Uwer hand wederstaat Gij mij hatelijk.
Job 31:35
Och, of ik een hadde, die mij hoorde! Zie, mijn oogmerk is, dat de Almachtige mij antwoorde, en dat mijn tegenpartij een boek schrijve.
Job 34:5
Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig, en God heeft mijn recht weggenomen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd