'Kwade' in de Bijbel
Deze zelfde hoop zij getuige, en dit opgericht teken zij getuige, dat ik tot u voorbij deze hoop niet komen zal, en dat gij tot mij, voorbij deze hoop en dit opgericht teken, niet komen zult ten kwade!
Toen het volk dit kwade woord hoorde, zo droegen zij leed; en niemand van hen deed zijn versiersel aan zich.
Hij zal tussen het goede en het kwade niet onderzoeken; hij zal het ook niet verwisselen; maar indien hij het immers verwisselen zal, zo zal dit, en wat daarvoor verwisseld is, heilig zijn; het zal niet gelost worden.
En waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, om ons te brengen in deze kwade plaats? Het is geen plaats van zaad, noch van vijgen, noch van wijnstokken, noch van granaatappelen; ook is er geen water om te drinken.
Zo iemand van deze mannen, van dit kwade geslacht, zal zien dat goede land, hetwelk Ik gezworen heb uw vaderen te zullen geven!
En de HEERE gaf tekenen, en grote en kwade wonderen, in Egypte, aan Farao en aan zijn ganse huis, voor onze ogen;
En de HEERE zal alle krankheid van u afweren, en Hij zal u geen van de kwade ziekten der Egyptenaren, die gij kent, opleggen, maar zal ze leggen op allen, die u haten.
Wanneer het leger uittrekt tegen uw vijanden, zo zult gij u wachten voor alle kwade zaak.
En de HEERE zal hem ten kwade afscheiden van al de stammen Israels, naar alle vloeken des verbonds, dat in het boek dezer wet geschreven is.
Ziet, ik heb u heden voorgesteld het leven, en het goede, en den dood, en het kwade.
En het zal geschieden, gelijk als al die goede dingen over u gekomen zijn, die de HEERE, uw God, tot u gesproken heeft, alzo zal de HEERE over u komen laten al die kwade dingen, totdat Hij u verdelge van dit goede land, hetwelk u HEERE, uw God gegeven heeft.
Overal, waarheen zij uittogen, was de hand des HEEREN tegen hen, ten kwade, gelijk als de HEERE gesproken, en gelijk als de HEERE gezworen had; en hun was zeer bang.
Toen David hoorde, dat Nabal dood was, zo zeide hij: Gezegend zij de HEERE, Die den twist mijner smaadheid getwist heeft van de hand van Nabal, en heeft zijn knecht onthouden van het kwade, en dat de HEERE het kwaad van Nabal op zijn hoofd heeft doen wederkeren! En David zond heen, en liet met Abigail spreken, dat hij ze zich ter vrouwe nam.
Wijders zeide uw dienstmaagd: Het woord mijns heren, des konings, zij toch tot rust; want gelijk een Engel Gods, alzo is mijn heer de koning, om te horen het goede en het kwade; en de HEERE, uw God, zal met u zijn.
Toen zeide de koning tot Cuschi: Is het wel met den jongeling, met Absalom? En Cuschi zeide: De vijanden van mijn heer den koning, en allen, die tegen u ten kwade opstaan, moeten worden als die jongeling.
Toen riep de koning van Israel alle oudsten des lands, en zeide: Merkt toch en ziet, dat deze het kwade zoekt; want hij had tot mij gezonden, om mijn vrouwen, en om mijn kinderen, en om mijn zilver, en om mijn goud, en ik heb het hem niet geweigerd.
Gij hebt de Edomieten dapper geslagen, daarom heeft uw hart u verheven; heb de eer, en blijf in uw huis; want waarom zoudt gij u in het kwade mengen, dat gij vallen zoudt, gij en Juda met u?
En zij hadden daar gerookt op alle hoogten, gelijk de heidenen, die de HEERE van hun aangezichten weggevoerd had; en zij hadden kwade dingen gedaan, om den HEERE tot toorn te verwekken.
Want Jabez riep den God Israels aan, zeggende: Indien Gij mij rijkelijk zegenen, en mijn landpale vermeerderen zult, en Uw hand met mij zijn zal, en met het kwade alzo maakt, dat het mij niet smarte! En God liet komen, wat hij begeerde.
Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.
Maar tot den mens heeft Hij gezegd: Zie, de vreze des HEEREN is de wijsheid, en van het kwade te wijken is het verstand.
Nochtans toen ik het goede verwachtte, zo kwam het kwade; toen ik hoopte naar het licht, zo kwam de donkerheid.
Zij zullen niet beschaamd worden in den kwade tijd, en in de dagen des hongers zullen zij verzadigd worden.
Samech. Wijk af van het kwade, en doe het goede, en woon in eeuwigheid.
Waarom zou ik vrezen in kwade dagen, als de ongerechtigen, die op de hielen zijn, mij omringen?
Uw mond slaat gij in het kwade, en uw tong koppelt bedrog.
Gij hebt het kwade liever dan het goede, de leugen, dan gerechtigheid te spreken. Sela.
Den gansen dag verdraaien zij mijn woorden; al hun gedachten zijn tegen mij ten kwade.
Om hem rust te geven van de kwade dagen; totdat de kuil voor den goddeloze gegraven wordt.
Gij liefhebbers des HEEREN! haat het kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten; Hij redt hen uit der goddelozen hand.
Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden.
Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief.
Die kwade praktijken najagen, genaken mij, zij wijken verre van Uw wet.
Een man van kwade tong zal op de aarde niet bevestigd worden; een boos man des gewelds, dien zal men jagen, totdat hij geheel verdreven is.
Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen handel in goddeloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken; en dat ik niet ete van hun lekkernijen.
Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den HEERE, en wijk van het kwade.
Wijk niet ter rechter hand of ter linkerhand, wend uw voet af van het kwade.
Om u te bewaren voor de kwade vrouw, voor het gevlei der vreemde tong.
De vreze des HEEREN is, te haten het kwade, de hovaardigheid, en den hoogmoed, en den kwaden weg; Ik haat ook den mond der verkeerdheden.
Alzo is de gerechtigheid ten leven, gelijk die het kwade najaagt, naar zijn dood jaagt.
Wie het goede vroeg nazoekt, zoekt welgevalligheid; maar wie het kwade natracht, dien zal het overkomen.
De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken.
De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos.
Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten.
Door goedertierenheid en trouw wordt de misdaad verzoend; en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade.
Want de kwade zal geen beloning hebben, de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
De kwade lieden verstaan het recht niet; maar die den HEERE zoeken, verstaan alles.
Een man, denwelken God gegeven heeft rijkdom, en goederen, en eer; en hij heeft voor zijn ziel aan geen ding gebrek, van alles wat hij begeert; en God geeft hem de macht niet, om daarvan te eten, maar dat een vreemd man dat opeet. Dit is ook ijdelheid en een kwade smart.
Haast u niet weg te gaan van zijn aangezicht; blijf niet staande in een kwade zaak; want al wat hem lust, doet hij.
Dit alles heb ik gezien, toen ik mijn hart begaf tot alle werk, dat onder de zon geschiedt: er is een tijd, dat de ene mens over den anderen mens heerst, hem ten kwade.
Zo doe dan de toornigheid wijken van uw hart, en doe het kwade weg van uw vlees, want de jeugd, en de jonkheid is ijdelheid.
En gedenk aan de Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen, en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve.
Wee dengenen, die het kwade goed heten, en het goede kwaad; die duisternis tot licht stellen, en het licht tot duisternis; die het bittere tot zoet stellen, en het zoete tot bitterheid!
Boter en honig zal Hij eten, totdat Hij wete te verwerpen het kwade, en te verkiezen het goede.
Zekerlijk, eer dit Knechtje weet te verwerpen het kwade, en te verkiezen het goede, zal dat land, waarover gij verdrietig zijt, verlaten zijn van zijn twee koningen.
Die in gerechtigheden wandelt, en die billijkheden spreekt; die het gewin der onderdrukkingen verwerpt; die zijn handen uitschudt, dat zij geen geschenken behouden; die zijn oor stopt, dat hij geen bloedschulden hore, en zijn ogen toesluit; dat hij het kwade niet aanzie;
Hun voeten lopen tot het kwade, en zij haasten om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn gedachten der ongerechtigheid, verstoring en verbreking is op hun banen.
De vreemdeling, wees en weduwe niet zult verdrukken, en geen onschuldig bloed in deze plaats vergieten; en andere goden niet zult nawandelen, ulieden ten kwade;
Want Ik heb Mijn aangezicht tegen deze stad gesteld ten kwade en niet ten goede, spreekt de HEERE; zij zal gegeven worden in de hand des konings van Babel, en hij zal ze met vuur verbranden.
En Ik zal hen overgeven tot een beroering ten kwade, allen koninkrijken der aarde; tot smaadheid, en tot een spreekwoord, tot een spotrede, en tot een vloek, in al de plaatsen, waarhenen Ik hen gedreven zal hebben;
Maar gij hebt naar Mij niet gehoord, spreekt de HEERE; opdat gij Mij vertoorndet door het werk uwer handen, u zelven ten kwade.
Ge henen, en spreek tot Ebed-melech, den Moorman, zeggende: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Zie, Ik zal Mijn woorden brengen over deze stad, ten kwade en niet ten goede; en zij zullen te dien dage voor uw aangezicht zijn.
Daarom, zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal Mijn aangezicht tegen ulieden stellen ten kwade, en om gans Juda uit te roeien.
Ziet, Ik zal over hen waken ten kwade en niet ten goede; en alle mannen van Juda, die in Egypteland zijn, zullen door het zwaard en door den honger verteerd worden, totdat zij ten einde zijn.
En dit zal ulieden het teken zijn, spreekt de HEERE, dat Ik in deze plaats over u bezoeking zal doen; opdat gij weet, dat Mijn woorden zekerlijk over u bestaan zullen ten kwade;
Mem. Gaat niet uit den mond des Allerhoogsten het kwade en het goede?
Alzo zegt de Heere HEERE: Te dien dage zal het ook geschieden, dat er raadslagen in uw hart zullen opkomen, en gij zult een kwade gedachte denken,
Daarom heeft de HEERE over het kwade gewaakt, en Hij heeft het over ons gebracht; want de HEERE, onze God, is rechtvaardig in al Zijn werken, die Hij gedaan heeft, dewijl wij Zijner stem niet gehoorzaamden.
En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade.
En al gingen zij in gevangenis voor het aangezicht hunner vijanden, zo zal Ik vandaar het zwaard gebieden, dat het hen dode; en Ik zal Mijn oog tegen hen zetten ten kwade, en niet ten goede.
Zij haten het goede, en hebben het kwade lief; zij roven hun huid van hen af, en hun vlees van hun beenderen.
Gij zijt te rein van ogen, dan dat Gij het kwade zoudt zien, en de kwelling kunt Gij niet aanschouwen; waarom zoudt Gij aanschouwen die trouwelooslijk handelen? Waarom zoudt Gij zwijgen, als de goddeloze dien verslindt, die rechtvaardiger is dan hij?
Wee dien, die met kwade gierigheid giert voor zijn huis, opdat hij in de hoogte zijn nest stelle, om bevrijd te zijn uit de hand des kwaads.
En Ik ben met een zeer groten toorn vertoornd tegen die geruste heidenen; want Ik was een weinig toornig, maar zij hebben ten kwade geholpen.
Alzo een ieder goede boom brengt voort goede vruchten, en een kwade boom brengt voort kwade vruchten.
Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen, noch een kwade boom goede vruchten voortbrengen.
Hetwelk, wanneer het vol geworden is, de vissers aan den oever optrekken, en nederzittende, lezen het goede uit in hun vaten, maar het kwade werpen zij weg.
Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen;
Want van binnen uit het hart der mensen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen,
Want het is geen goede boom, die kwade vrucht voortbrengt, en geen kwade boom, die goede vrucht voortbrengt;
De goede mens brengt het goede voort uit den goeden schat zijns harten; en de kwade mens brengt het kwade voort uit den kwaden schat zijns harten; want uit den overvloed des harten spreekt zijn mond.
Maar Abraham zeide: Kind, gedenk, dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten.
En zullen uitgaan, die het goede gedaan hebben, tot de opstanding des levens, en die het kwade gedaan hebben, tot de opstanding der verdoemenis.
Jezus antwoordde hem: Indien Ik kwalijk gesproken heb, betuig van het kwade; en indien wel, waarom slaat gij Mij?
Oorblazers, achterklappers, haters Gods, smaders, hovaardigen, laatdunkenden, vinders van kwade dingen, den ouderen ongehoorzaam;
Verdrukking en benauwdheid over alle ziel des mensen, die het kwade werkt, eerst van den Jood, en ook van den Griek;
En zeggen wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en gelijk sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome? Welker verdoemenis rechtvaardig is.
Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
Zo vind ik dan deze wet in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede.
Want uw gehoorzaamheid is tot kennis van allen gekomen. Ik verblijde mij dan uwenthalve; en ik wil, dat gij wijs zijt in het goede, doch onnozel in het kwade.
Dwaalt niet, kwade samensprekingen verderven goede zeden.
Ziet op de honden, ziet op de kwade arbeiders, ziet op de versnijding.
Doodt dan uw leden, die op de aarde zijn, namelijk hoererij, onreinigheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst.
Niet in kwade beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, die God niet kennen.
Die is opgeblazen, en weet niets, maar hij raast omtrent twist vragen en woordenstrijd; uit welke komt nijd, twist, lasteringen, kwade nadenkingen.
Een uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd: De Kretensen zijn altijd leugenachtig, kwade beesten, luie buiken.
Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht; want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand.
Hebt gij dan niet in uzelven een onderscheid gemaakt, en zijt rechters geworden van kwade overleggingen?
Die wijke af van het kwade, en doe het goede; die zoeke vrede en jage denzelven na.
Zoekresultaten vervolgd...
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (1)
- Exodus (1)
- Leviticus (1)
- Numberi (1)
- Deuteronomium (6)
- Jozua (1)
- Richteren (1)
- 1 Samuël (1)
- 2 Samuël (2)
- 1 Koningen (1)
- 2 Koningen (2)
- 1 Kronieken (1)
- Job (3)
- Psalmen (13)
- Spreuken (12)
- Prediker (5)
- Jesaja (5)
- Jeremia (8)
- Klaagliederen (1)
- Ezechiël (1)
- Daniël (1)
- Joël (1)
- Amos (1)
- Micha (1)
- Habakuk (2)
- Zacharia (1)
Verwante onderwerpen
- De Reachtie Van Gelovigen Tegen Het Kwaad
- Eerbied En Gehoorzaamheid
- God Verandert Slechte Dingen In Goed
- Goed En Slecht
- Goed Of Slecht
- Haat
- Het Eeuwig Koninkrijk, Christus Verplettert Het Kwade