132 gebeurtenissen in 1 vertaling

'Gij' in de Bijbel

En David zeide tot hem: Van waar komt gij? En hij zeide tot hem: Ik ben ontkomen uit het heirleger van Israel.

VersbegrippenOntsnappen, Fysieke DingenVoorbeelden Van OntsnappenOntsnappen Aan MensenWaar Vandaan?

En David zeide tot den jongen, die hem de boodschap bracht: Hoe weet gij, dat Saul dood is, en zijn zoon Jonathan?

VersbegrippenSaul

En hij zeide tot mij: Wie zijt gij? En ik zeide tot hem: Ik ben een Amalekiet.

VersbegrippenWie Is Dit?

Voorts zeide David tot den jongen, die hem de boodschap gebracht had: Van waar zijt gij? En hij zeide: Ik ben de zoon van een vreemden man, van een Amalekiet.

VersbegrippenWaar Vandaan?

En David zeide tot hem: Hoe, hebt gij niet gevreesd uw hand uit te strekken, om den gezalfde des HEEREN te verderven.

VersbegrippenDe Gezalfde Van De HeerKoningen DodenWaarom Doe Je Dit?

Gij, bergen van Gilboa, noch dauw noch regen moet zijn op u, noch velden der hefofferen; want aldaar is der helden schild smadelijk weggeworpen, het schild van Saul, alsof hij niet gezalfd ware geweest met olie.

VersbegrippenDroogte, FysiekDauwGebrek Aan RegenDingen Zalven

Gij, dochteren Israels, weent over Saul; die u kleedde met scharlaken, met weelde; die u sieraad van goud deed dragen over uw kleding.

VersbegrippenDochtersDonkerroodVersiering Van VrouwenDoekGoudOrnamentenHuilenKleuren, ScharlakenRode KledijGouden OrnamentenJuwelen DragenDe Dood Van Anderen Berouwen

Toen zond David boden tot de mannen van Jabes in Gilead, en hij zeide tot hen: Gezegend zijt gij den HEERE, dat gij deze weldadigheid gedaan hebt aan uw heer, aan Saul, en hebt hem begraven.

VersbegrippenUitgestuurde BoodschappersVriendelijkheidMag God Zegenen!

Zo doe nu de HEERE aan u weldadigheid en trouw! En ik ook, ik zal aan u dit goede doen, dewijl gij deze zaak gedaan hebt.

VersbegrippenWaarderingGoedheidToewijding

Toen zag Abner achter zich om, en zeide: Zijt gij dit, Asahel? En hij zeide: Ik ben het.

VersbegrippenIs Het Echt?Dat Ben Ik

Toen riep Abner tot Joab, en zeide: Zal dan het zwaard eeuwiglijk verteren? Weet gij niet, dat het in het laatste bitterheid zal zijn? En hoe lang zult gij het volk niet zeggen, dat zij wederkeren van hun broederen te vervolgen?

VersbegrippenMensen NavolgenEeuwig Oordeel

En Joab zeide: Zo waarachtig als God leeft, ten ware dat gij gesproken hadt, zekerlijk het volk zou al toen van den morgen af weggevoerd zijn geweest, een iegelijk van zijn broeder te vervolgen!

Saul nu had een bijwijf gehad, welker naam was Rizpa, dochter van Aja; en Isboseth zeide tot Abner: Waarom zijt gij ingegaan tot mijns vaders bijwijf?

VersbegrippenConcubinesFysieke SlaapVoorbeelden Van Buitenechtelijke SexMinnares

Toen ontstak Abner zeer over Isboseths woorden, en zeide: Ben ik dan een hondskop, ik, die tegen Juda, aan het huis van Saul, uw vader, aan zijn broederen en aan zijn vrienden, heden weldadigheid doe, en u niet overgeleverd heb in Davids hand, dat gij heden aan mij onderzoekt de ongerechtigheid ener vrouw?

VersbegrippenBlaamMenselijke WoedeTrouwOvertredingGenoemde Personen Die Kwaad Waren Op AnderenMensen Van Juda

En hij zeide: Wel, ik zal een verbond met u maken; doch een ding begeer ik van u, zeggende: Gij zult mijn aangezicht niet zien, tenzij dat gij Michal, Sauls dochter, te voren inbrengt, als gij komt om mijn aangezicht te zien.

Abner nu had woorden met de oudsten van Israel, zeggende: Gij hebt David te voren lang tot een koning over u begeerd.

VersbegrippenKoningen MakenDe Ouderen Die Bijeenkomen

Toen zeide Abner tot David: Ik zal mij opmaken, en heengaan, en vergaderen gans Israel tot mijn heer, den koning, dat zij een verbond met u maken, en gij regeert over alles, wat uw ziel begeert. Alzo liet David Abner gaan, en hij ging in vrede.

VersbegrippenVerbondsrelatiesKoningen Maken

Toen ging Joab tot den koning in, en zeide: Wat hebt gij gedaan? Zie, Abner is tot u gekomen; waarom nu hebt gij hem laten gaan, dat hij zo vrij is weggegaan?

VersbegrippenWat Doe Jij?

Gij kent Abner, den zoon van Ner; dat hij gekomen is om u te overreden, en om te weten uw uitgang en uw ingang, ja, om te weten alles, wat gij doet.

VersbegrippenSpionerenBuitengaan En BinnenkomenZij Die Bedrogen

Uw handen waren niet gebonden, noch uw voeten in koperen boeien gedaan, maar gij zijt gevallen, gelijk men valt voor het aangezicht van kinderen der verkeerdheid. Toen weende het ganse volk nog meer over hem.

VersbegrippenHuilenVastbindenBronzen Ketenen

Voorts zeide de koning tot zijn knechten: Weet gij niet, dat te dezen dage een vorst, ja, een grote in Israel gevallen is?

VersbegrippenPrinsenGraadBijzondere Individuen

Daartoe ook te voren, toen Saul koning over ons was, waart gij Israel uitvoerende en inbrengende; ook heeft de HEERE tot u gezegd: Gij zult Mijn volk Israel weiden, en gij zult tot een voorganger zijn over Israel.

VersbegrippenGod Als HerderBuitengaan En BinnenkomenSaul En David

En de koning toog met zijn mannen naar Jeruzalem, tegen de Jebusieten, die in dat land woonden. En zij spraken tot David, zeggende: Gij zult hier niet inkomen, maar de blinden en kreupelen zullen u afdrijven; dat is te zeggen: David zal hier niet inkomen.

VersbegrippenHandicapsZion Als Een PlaatsSteden Binnengaan

Zo vraagde David den HEERE, zeggende: Zal ik optrekken tegen de Filistijnen? Zult Gij ze in mijn hand geven? En de HEERE zeide tot David: Trek op, want Ik zal de Filistijnen zekerlijk in uw hand geven.

VersbegrippenNavraag Doen Bij GodGoddelijke RichtingDe Naties AangevallenDoor Iemand Bij De Hand Genomen WordenRichting

En David vraagde den HEERE, Dewelke zeide: Gij zult niet optrekken; maar trek om tot achter hen, dat gij aan hen komt van tegenover de moerbezienbomen;

VersbegrippenNavraag Doen Bij GodBomenVallen

En het geschiede, als gij hoort het geruis van een gang in de toppen der moerbezienbomen, dan rep u; want alsdan is de HEERE voor uw aangezicht uitgegaan, om het heirleger der Filistijnen te slaan.

VersbegrippenGod Gaat VoorDingen HorenVerdergaanBewegingVoetafdrukkenLeger

En David deed alzo, gelijk als de HEERE hem geboden had; en hij sloeg de Filistijnen van Geba af, totdat gij komt te Gezer.

VersbegrippenGeboden in OT

Ook zal ik mij nog geringer houden dan alzo, en zal nederig zijn in mijn ogen, en met de dienstmaagden, waarvan gij gezegd hebt, met dezelve zal ik verheerlijkt worden.

VersbegrippenZich Vernederen

Ga, en zeg tot Mijn knecht, tot David: Zo zegt de HEERE: Zoudt gij Mij een huis bouwen tot Mijn woning?

VersbegrippenDienstbaarheid In Het Leven Van GelovigenWoord Van GodGods Huis Bouwen

Overal, waar Ik met al de kinderen Israels heb gewandeld, heb Ik wel een woord gesproken met een der stammen Israels, dien Ik bevolen heb Mijn volk Israel te weiden, zeggende: Waarom bouwt gij Mij niet een cederen huis?

VersbegrippenCederHerders Als Koningen En LeidersCederhout

Nu dan, alzo zult gij tot Mijn knecht, tot David, zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb u genomen van de schaapskooi, van achter de schapen, dat gij een voorganger zoudt zijn over Mijn volk, over Israel.

VersbegrippenNederigheidDienstbaarheid In Het Leven Van GelovigenPromotieNooit Meer De Kudde HoedenSaul En DavidDienend Leiderschap

En Ik ben met u geweest, overal, waar gij gegaan zijt, en heb al uw vijanden voor uw aangezicht uitgeroeid; en Ik heb u een groten naam gemaakt, als den naam der groten, die op de aarde zijn.

VersbegrippenGod Met Specifieke MensenBron Van EerKwaliteiten Van Leiderschap

Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen opstaan, dat uit uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen.

VersbegrippenLichaamChristus, Het Zaad VanPolitieke LeidersSlaap En DoodDe Voorspellingen Van Jezus ChristusNabijheid Van De DoodDood Komt BinnenkortHet Koninkrijk Van Salomo

Toen ging de koning David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt?

VersbegrippenNederigheidBescheidenheidAdvies Voor Effectief GebedPraktische Zaken Omtrent Het GebedZittenMensen Die NeerzittenIk Ben OnbelangrijkFamilie LiefdeLiefde En FamilieMindfulness

Daartoe is dit in Uw ogen nog klein geweest, Heere HEERE, maar Gij hebt ook over het huis Uws knechts gesproken tot van verre heen; en dit naar de wet der mensen, Heere HEERE!

VersbegrippenToekomstOpenbaring Van De ToekomstDe Relatie Van De Mens Tot God

En wat zal David nog meer tot U spreken? Want Gij kent Uw knecht, Heere HEERE!

VersbegrippenAlwetende God

Om Uws woords wil, en naar Uw hart hebt Gij al deze grote dingen gedaan, om aan Uw knecht bekend te maken.

VersbegrippenDe Wil Van GodDe Aard Van God KennenGrootsheid

Daarom zijt Gij groot, HEERE God! Want er is niemand gelijk Gij, en er is geen God dan alleen Gij, naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben.

VersbegrippenDe Uniekheid Van GodMonotheïsme1 GodNiemand Is Zoals GodNiemand Anders Is God

En wie is, gelijk Uw volk, gelijk Israel, een enig volk op aarde, hetwelk God is heengegaan Zich tot een volk te verlossen, en om Zich een Naam te zetten, en om voor ulieden deze grote en verschrikkelijke dingen te doen aan Uw land, voor het aangezicht Uws volks, dat Gij U uit Egypte verlost hebt, de heidenen en hun goden verdrijvende.

VersbegrippenGod Als VerlosserDe Aard Van WonderenNationalismeUniek Israël

En Gij hebt Uw volk Israel U bevestigd, U tot een volk, tot in eeuwigheid; en Gij, HEERE, zijt hun tot een God geworden.

VersbegrippenGod, De HeerEenheid Tussen Gods MensenEeuwig Met GodJij Bent Onze God

Nu dan, HEERE God, doe dit woord, dat Gij over Uw knecht en over zijn huis gesproken hebt, bestaan tot in eeuwigheid, en doe, gelijk als Gij gesproken hebt.

VersbegrippenWat Doet God?Beloftes OverBeloftesUitvoeringRealiteit

Want Gij, HEERE der heirscharen, Gij, God Israels! Gij hebt voor het oor Uws knechts geopenbaard, zeggende: Ik zal u een huis bouwen; daarom heeft Uw knecht in zijn hart gevonden, dit gebed tot U te bidden.

VersbegrippenDe Openbaring Van GodDe Aard Van God KennenDe Dynastie Van David

Nu dan, Heere HEERE! Gij zijt die God, en Uw woorden zullen waarheid zijn, en Gij hebt dit goede tot Uw knecht gesproken.

VersbegrippenDe Goedheid Van GodZekerheidTitels En Namen Van GodEerlijkheidBetrouwbaarheidDe Heer Is GodGods Woord Is WaarGods Betrouwbaarheid

Zo believe het U nu, en zegen het huis van Uw knecht, dat het in eeuwigheid voor uw aangezicht zij; want Gij, Heere HEERE, hebt het gesproken, en met Uw zegen zal het huis van Uw knecht gezegend worden in eeuwigheid.

VersbegrippenEeuwige ZegenMag God Zegenen!ToewijdingZegeningen Van God

Het huis van Saul nu had een knecht, wiens naam was Ziba; en zij riepen hem tot David. En de koning zeide tot hem: Zijt gij Ziba? En hij zeide: Uw knecht.

VersbegrippenDienstbaarheid In De MaatschappijIs Het Echt?

En David zeide tot hem: Vrees niet, want ik zal zekerlijk weldadigheid bij u doen, om uws vaders Jonathans wil; en ik zal u alle akkers van uw vader Saul wedergeven; en gij zult geduriglijk brood eten aan mijn tafel.

VersbegrippenGrootoudersHerstelTeruggaveWelwillendheidDingen HerstellenGrootvadersGeruststelling

Toen boog hij zich, en zeide: Wat is uw knecht, dat gij omgezien hebt naar een doden hond, als ik ben?

VersbegrippenHondenBuigen Voor DavidIk Ben Onbelangrijk

Daarom zult gij voor hem het land bearbeiden, gij, en uw zonen, en uw knechten, en zult de vruchten inbrengen, opdat de zoon uws heren brood hebbe, dat hij ete; en Mefiboseth, de zoon uws heren, zal geduriglijk brood eten aan mijn tafel. Ziba nu had vijftien zonen en twintig knechten.

VersbegrippenDe Aarde BewerkenVijftienTwintig

En hij zeide: Zo de Syriers mij te sterk zullen zijn, zo zult gij mij komen verlossen; en zo de kinderen Ammons u te sterk zullen zijn, zo zal ik komen om u te verlossen.

VersbegrippenMensen Die Helpen

En zij gaven het David te kennen, zeggende: Uria is niet afgegaan in zijn huis. Toen zeide David tot Uria: Komt gij niet van de reis? Waarom zijt gij niet afgegaan in uw huis?

VersbegrippenNiet Rechtstreeks Naar Huis Gaan

En Uria zeide tot David: De ark, en Israel, en Juda blijven in de tenten; en mijn heer Joab, en de knechten mijns heren zijn gelegerd op het open veld, en zou ik in mijn huis gaan, om te eten en te drinken, en bij mijn huisvrouw te liggen? Zo waarachtig als gij leeft en uw ziel leeft, indien ik deze zaak doen zal!

VersbegrippenKampen1 LichaamStammen Van IsraëlAfwezigheid Van SexDe Rondreizende Ark

En hij beval den bode, zeggende: Als gij zult geeindigd hebben den gansen handel van dezen strijd tot den koning uit te spreken;

VersbegrippenUitgestuurde Boodschappers

En het zal geschieden, indien de grimmigheid des konings opkomt, en hij tot u zegt: Waarom zijt gij zo na aan de stad gekomen om te strijden? Wist gij niet, dat zij van den muur zouden schieten?

VersbegrippenWoedende Mensen

Wie sloeg Abimelech, den zoon van Jerubbeseth? Wierp niet een vrouw een stuk van een molensteen op hem van den muur, dat hij te Thebez stierf? Waarom zijt gij tot den muur genaderd? Dan zult gij zeggen: Uw knecht, Uria, de Hethiet, is ook dood.

VersbegrippenMolenstenenGedood Worden Door Een RotsGenoemde Individuen Doden

Toen zeide David tot den bode: Zo zult gij tot Joab zeggen: Laat deze zaak niet kwaad zijn in uw ogen, want het zwaard verteert zowel dezen als genen; versterk uw strijd tegen de stad, en verstoor ze; versterk hem alzo.

VersbegrippenVoorbeelden Van AanmoedigingOntslag Tot De DoodAanmoedigen Anderen!

Toen zeide Nathan tot David: Gij zijt die man! Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb u ten koning gezalfd over Israel, en Ik heb u uit Sauls hand gered;

VersbegrippenFoutenVoorbeelden Van MoedZalving Van Koningen

Waarom hebt gij dan het woord des HEEREN veracht, doende wat kwaad is in Zijn ogen? Gij hebt Uria, den Hethiet, met het zwaard verslagen, en zijn huisvrouw hebt gij u ter vrouwe genomen; en hem hebt gij met het zwaard van de kinderen Ammons doodgeslagen.

VersbegrippenVergetenDe Reachtie Van Gelovigen Tegen Het KwaadHeiligheid Van Het LevenOorzaken Van LijdenWoord Van GodGenoemde Individuen DodenVrouwen Overdragen

Nu dan, het zwaard zal van uw huis niet afwijken tot in eeuwigheid; daarom dat gij Mij veracht hebt, en de huisvrouw van Uria, den Hethiet, genomen hebt, dat zij u ter vrouwe zij.

VersbegrippenVergeldingDoden Zal GebeurenVrouwen Overdragen

Want gij hebt het in het verborgen gedaan; maar Ik zal deze zaak doen voor gans Israel, en voor de zon.

VersbegrippenIn Het Geheim HandelenGedurende De DagDingen Manifesteren

Nochtans, dewijl gij door deze zaak de vijanden des HEEREN grotelijks hebt doen lasteren, zal ook de zoon, die u geboren is, den dood sterven.

VersbegrippenSchandeVerwijtHoe Zonde Gepaard Gaat Met AandoeningenNabijheid Van De DoodGodslasteringDood Komt BinnenkortVijanden Van God

Zo zeiden zijn knechten tot hem: Wat is dit voor een ding, dat gij gedaan hebt? Om des levenden kinds wil hebt gij gevast en geweend; maar nadat het kind gestorven is, zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten.

VersbegrippenEtende MensenWat Doe Jij?Dood Van Een Kind

Zo verzamel gij nu het overige des volks, en beleger de stad, en neem ze in; opdat niet, zo ik de stad zou innemen, mijn naam over haar uitgeroepen worde.

VersbegrippenMensen Die Dingen Benoemen

Die zeide tot hem: Waarom zijt gij van morgen tot morgen zo mager, gij koningszoon, zult gij het mij niet te kennen geven? Toen zeide Amnon tot hem: Ik heb Thamar, de zuster van mijn broeder Absalom, lief.

VersbegrippenMannen En Vrouwen Die LiefhaddenAndere Verdrietige Mensen

En Jonadab zeide tot hem: Leg u op uw leger, en maak u krank; als dan uw vader zal komen om u te zien, zo zult gij tot hem zeggen: Dat toch mijn zuster Thamar kome, dat zij mij met brood spijzige, en de spijze voor mijn ogen toemake, opdat ik het aanzie, en van haar hand ete.

VersbegrippenNeerliggen Om Te RustenDoen AlsofZieke Individuen

Want ik, waarhenen zou ik mijn schande brengen? En gij, gij zoudt zijn als een der dwazen in Israel; zo spreek toch nu tot den koning, want hij zal mij van u niet onthouden.

VersbegrippenBeperkingen Omtrent Het HuwelijkGeteld Als DwazenSchaamte Zal Aankomen

Toen zeide zij tot hem: Er zijn geen oorzaken om mij uit te drijven; dit kwaad zou groter zijn dan het andere, dat gij bij mij gedaan hebt; maar hij wilde naar haar niet horen.

Absalom nu gebood zijn jongens, zeggende: Let er nu op, als Amnons hart vrolijk is van den wijn, en ik tot ulieden zal zeggen: Slaat Amnon, dan zult gij hem doden; vreest niet; is het niet, omdat ik het u geboden heb? Zijt sterk en weest dapper.

VersbegrippenFeestenUitgevoerde MoordenWijnMoedDronken PersonenWees Moedig!

Zo zond Joab heen naar Thekoa, en nam van daar een wijze vrouw; en hij zeide tot haar: Stel u toch, alsof gij rouw droegt, en trek nu rouwklederen aan, en zalf u niet met olie, en wees als een vrouw, die nu vele dagen rouw gedragen heeft over een dode;

VersbegrippenZalven Met OlieUitdrukking Van VerliesRouwenZalvingVerdrietZichzelf ZalvenDoen AlsofOnderscheidende Kleding

En de vrouw zeide: Waarom hebt gij dan alzulks tegen Gods volk gedaan? Want daaruit, dat de koning dit woord gesproken heeft, is hij als een schuldige, dewijl de koning zijn verstotene niet wederhaalt.

VersbegrippenHerstel Van MensenSchuldig Bevonden

Ook maakte zich Absalom des morgens vroeg op, en stond aan de zijde van den weg der poort. En het geschiedde, dat Absalom allen man, die een geschil had, om tot den koning ten gerichte te komen, tot zich riep, en zeide: Uit welke stad zijt gij? Als hij dan zeide: Uw knecht is uit een der stammen Israels;

VersbegrippenPoortenWegenIn De Poort StaanZij Die Vroeg OpstondenWaar Vandaan?

Zo zeide Absalom tot hem: Zie, uw zaken zijn goed en recht; maar gij hebt geen verhoorder van des konings wege.

VersbegrippenBeweringen

Absalom nu had verspieders uitgezonden in alle stammen van Israel, om te zeggen: Als gij het geluid der bazuin zult horen, zo zult gij zeggen: Absalom is koning te Hebron.

VersbegrippenHet Rijk Van DavidKinderen, Slechte KinderenOpstand Tegen Menselijke AutoriteitGeheimhoudingTrompetOntrouw Tegenover De MensVoorbeelden Van Goddeloze KinderenTrompetten Voor De VieringSpioneren

Zo zeide de koning tot Ithai, den Gethiet: Waarom zoudt gij ook met ons gaan? Keer weder, en blijf bij den koning; want gij zijt vreemd, en ook zult gij weder vertrekken naar uw plaats.

Gisteren zijt gij gekomen, en heden zou ik u met ons omvoeren om te gaan? Zo ik toch gaan moet, waarheen ik gaan kan, keer weder; en breng uw broederen wederom; weldadigheid en trouw zij met u.

VersbegrippenZwervers

Voorts zeide de koning tot den priester Zadok: Zijt gij niet een ziener? Keer weder in de stad met vrede; ook ulieder beide zonen, Ahimaaz, uw zoon, en Jonathan, Abjathars zoon, met u.

VersbegrippenZieners

En David zeide tot hem: Zo gij met mij voortgaat, zo zult gij mij tot een last zijn;

VersbegrippenZware Last

Maar zo gij weder in de stad gaat, en tot Absalom zegt: Uw knecht, ik zal des konings zijn; ik ben wel uws vaders knecht van te voren geweest, maar nu zal ik uw knecht zijn; zo zoudt gij mij den raad van Achitofel te niet maken.

En zijn niet Zadok en Abjathar, de priesters, aldaar met u? Zo zal het geschieden, dat gij alle ding, dat gij uit des konings huis zult horen, den priesteren, Zadok en Abjathar, zult te kennen geven.

VersbegrippenInformatie Geven

Ziet, hun beide zonen zijn aldaar bij hen, Ahimaaz, Zadoks, en Jonathan, Abjathars zoon; zo zult gijlieden door hun hand tot mij zenden alle ding, dat gij zult horen.

En de koning zeide tot Ziba: Wat zult gij daarmede? En Ziba zeide: De ezels zijn voor het huis des konings, om op te rijden en het brood en de zomervruchten, om te eten voor de jongens; en de wijn, opdat de moeden in de woestijn drinken.

VersbegrippenZomerOp Ezels RijdenZomerfruitMoe Worden Tijdens De Vlucht

Aldus nu zeide Simei in zijn vloeken: Ga uit, ga uit, gij, man des bloeds, en gij, Belials man!

De HEERE heeft op u doen wederkomen al het bloed van Sauls huis, in wiens plaats gij geregeerd hebt; nu heeft de HEERE het koninkrijk gegeven in de hand van Absalom, uw zoon; zie nu, gij zijt in uw ongeluk, omdat gij een man des bloeds zijt.

VersbegrippenGod Draait Het Kwaad TerugKoningen Van Heel Israël Of Juda

Maar de koning zeide: Wat heb ik met u te doen, gij zonen van Zeruja? Ja, laat hem vloeken; want de HEERE toch heeft tot hem gezegd: Vloek David; wie zou dan zeggen: Waarom hebt gij alzo gedaan?

VersbegrippenWat Hebben We Gemeenschappelijk?De Goddeloze VervloekenGods Bevelen

Maar Absalom zeide tot Husai: Is dit uw weldadigheid aan uw vriend? Waarom zijt gij niet met uw vriend getogen?

VersbegrippenTrouw

En Achitofel zeide tot Absalom: Ga in tot de bijwijven uws vaders, die hij gelaten heeft om het huis te bewaren; zo zal gans Israel horen, dat gij bij uw vader stinkende zijt geworden, en de handen van allen, die met u zijn, zullen gesterkt worden.

VersbegrippenNeuzenOvertreding1 LichaamGeurtjesMensen Die Gehaat Worden

En ik zal al het volk tot u doen wederkeren; de man, dien gij zoekt, is gelijk het wederkeren van allen; zo zal al het volk in vrede zijn.

VersbegrippenHerstel Van Mensen

En als Husai tot Absalom inkwam, zo sprak Absalom tot hem, zeggende: Aldus heeft Achitofel gesproken; zullen wij zijn woord doen? Zo niet, spreek gij.

VersbegrippenDe Raad Van De Mens

Wijders zeide Husai: Gij kent uw vader en zijn mannen, dat zij helden zijn, dat zij bitter van gemoed zijn, als een beer, die van de jongen beroofd is in het veld; daartoe is uw vader een krijgsman, en zal niet vernachten met het volk.

VersbegrippenMiddelbare LeeftijdBerenVerliesHeftige MannenKlaar Voor De Oorlog

Maar het volk zeide: Gij zult niet uittrekken; want of wij te enen male vloden, zij zullen het hart op ons niet stellen; ja, of de helft van ons stierf, zij zullen het hart op ons niet stellen; maar gij zijt nu als tien duizend onzer. Zo zal het nu beter zijn, dat gij ons uit de stad ter hulpe zijt.

VersbegrippenWaardenTienduizendenMensen Die HelpenHelft Van GroepenBijzondere IndividuenWaarde

Toen zeide Joab tot den man, die het hem te kennen gaf: Zie toch, gij hebt het gezien, waarom dan hebt gij hem niet aldaar ter aarde geslagen, alzo het aan mij stond om u tien zilverlingen en een gordel te geven?

VersbegrippenHarnasRiemenBeschermend HarnasMensen Die Kleren Geven

Maar die man zeide tot Joab: En of ik al duizend zilverlingen op mijn handen mocht wegen, zo zou ik mijn hand aan des konings zoon niet slaan; want de koning heeft u, en Abisai, en Ithai, voor onze oren geboden, zeggende: Hoedt u, wie gij zijt, van den jongeling, van Absalom.

VersbegrippenFraudeMunstelselDe Bevelen Van De Koning

Of ik al valselijk tegen mijn ziel handelde, zo zou toch geen ding voor den koning verborgen worden; ook gij zelf zoudt er u van tegenover stellen.

VersbegrippenDingen Die Onthuld WordenOntrouw

Maar Joab zeide tot hem: Gij zult dezen dag geen boodschapper zijn, maar op een anderen dag zult gij boodschappen; dezen dag nu zult gij niet boodschappen, daarom dat des konings zoon dood is.

En Joab zeide tot Cuschi: Ga heen, en zeg den koning aan, wat gij gezien hebt; en Cuschi boog zich voor Joab, en liep heen.

VersbegrippenRennen Met Nieuws

Doch Ahimaaz, Zadoks zoon, voer nog voort en zeide tot Joab: Wat het ook zij, laat mij toch ook Cuschi achterna lopen. En Joab zeide: Waarom zoudt gij nu heenlopen, mijn zoon! Zo gij toch geen bekwame boodschap hebt?

Toen kwam Joab tot den koning in het huis, en zeide: Gij hebt heden beschaamd het aangezicht van al uw knechten, die uw ziel, en de ziel uwer zonen en uwer dochteren, en de ziel uwer vrouwen, en de ziel uwer bijwijven heden hebben bevrijd;

VersbegrippenConcubinesIndividuen Die Anderen Redden

Liefhebbende die u haten, en hatende die u liefhebben; want gij geeft heden te kennen, dat oversten en knechten bij u niets zijn; want ik merk heden, dat zo Absalom leefde, en wij heden allen dood waren, dat het alsdan recht zou zijn in uw ogen.

VersbegrippenTegenstrijdigheidVerlangen Naar De DoodAndere Onbelangrijke MensenIndividuen Haten

Zo sta nu op, ga uit, en spreek naar het hart uwer knechten; want ik zweer bij den HEERE, als gij niet uitgaat, zo er een man dezen nacht bij u zal vernachten! En dit zal u kwader zijn, dan al het kwaad, dat over u gekomen is van uw jeugd af tot nu toe.

VersbegrippenVoorbeelden Van AanmoedigingBehandeling Vanaf De JeugdSta Op!Verspreide Volgers

Public domain