'Gij' in de Bijbel
Acht het voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt;
Doch de lijdzaamheid hebbe een volmaakt werk, opdat gij moogt volmaakt zijn en geheel oprecht, in geen ding gebrekkelijk.
En gij zoudt aanzien dengene, die de sierlijke kleding draagt, en tot hem zeggen: Zit gij hier op een eerlijke plaats; en zoudt zeggen tot den arme: Sta gij daar; of: Zit hier onder mijn voetbank;
Hebt gij dan niet in uzelven een onderscheid gemaakt, en zijt rechters geworden van kwade overleggingen?
Maar gij hebt den armen oneer aangedaan. Overweldigen u niet de rijken, en trekken zij u niet tot de rechterstoelen?
Indien gij dan de koninklijke wet volbrengt, naar de Schrift: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven, zo doet gij wel;
Maar indien gij den persoon aanneemt, zo doet gij zonde, en wordt van de wet bestraft als overtreders.
Want Die gezegd heeft: Gij zult geen overspel doen, Die heeft ook gezegd: Gij zult niet doden. Indien gij nu geen overspel zult doen, maar zult doden, zo zijt gij een overtreder der wet geworden.
Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt het geloof, en ik heb de werken. Toon mij uw geloof uit uw werken, en ik zal u uit mijn werken mijn geloof tonen.
Gij gelooft, dat God een enig God is; gij doet wel; de duivelen geloven het ook, en zij sidderen.
Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is?
Ziet gij wel, dat het geloof mede gewrocht heeft met zijn werken, en het geloof volmaakt is geweest uit de werken?
Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet alleenlijk uit het geloof?
Maar indien gij bitteren nijd en twistgierigheid hebt in uw hart, zo roemt en liegt niet tegen de waarheid.
Gij begeert, en hebt niet; gij benijdt en ijvert naar dingen, en kunt ze niet verkrijgen; gij vecht en voert krijg, doch gij hebt niet, omdat gij niet bidt.
Gij bidt, en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uw wellusten doorbrengen zoudt.
Overspelers en overspeleressen, weet gij niet, dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is? Zo wie dan een vriend der wereld wil zijn, die wordt een vijand van God gesteld.
Of meent gij, dat de Schrift tevergeefs zegt: De Geest, Die in ons woont, heeft Die lust tot nijdigheid?
Naakt tot God, en Hij zal tot u naken. Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen!
Broeders, spreekt niet kwalijk van elkander. Die van zijn broeder kwalijk spreekt en zijn broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet, en oordeelt de wet. Indien gij nu de wet oordeelt, zo zijt gij geen dader der wet, maar een rechter.
Er is een enig Wetgever, Die behouden kan en verderven. Doch wie zijt gij, die een anderen oordeelt?
Welaan nu gij, die daar zegt: Wij zullen heden of morgen naar zulk een stad reizen, en aldaar een jaar doorbrengen, en koopmanschap drijven, en winst doen.
Gij, die niet weet, wat morgen geschieden zal, want hoedanig is uw leven? Want het is een damp, die voor een weinig tijds gezien wordt, en daarna verdwijnt.
In plaats dat gij zoudt zeggen: Indien de Heere wil, en wij leven zullen, zo zullen wij dit of dat doen.
Maar nu roemt gij in uw hoogmoed; alle zodanige roem is boos.
Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen.
Uw goud en zilver is verroest; en hun roest zal u zijn tot een getuigenis, en zal uw vlees als een vuur verteren; gij hebt schatten vergaderd in de laatste dagen.
Gij hebt lekkerlijk geleefd op de aarde, en wellusten gevolgd; gij hebt uw harten gevoed als in een dag der slachting.
Gij hebt veroordeeld, gij hebt gedood den rechtvaardige; en hij wederstaat u niet.
Weest gij ook lankmoedig, versterkt uw harten; want de toekomst des Heeren genaakt.
Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat gij niet veroordeeld wordt; ziet, de Rechter staat voor de deur.
Ziet, wij houden hen gelukzalig, die verdragen; gij hebt de verdraagzaamheid van Job gehoord, en gij hebt het einde des Heeren gezien, dat de Heere zeer barmhartig is en een Ontfermer.
Doch voor alle dingen, mijn broeders, zweert niet, noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch enigen anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen; opdat gij in geen oordeel valt.
Belijdt elkander de misdaden, en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt; een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel.
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (250)
- Exodus (355)
- Leviticus (202)
- Numberi (214)
- Deuteronomium (489)
- Jozua (81)
- Richteren (104)
- Ruth (30)
- 1 Samuël (150)
- 2 Samuël (132)
- 1 Koningen (132)
- 2 Koningen (88)
- 1 Kronieken (42)
- 2 Kronieken (94)
- Ezra (17)
- Nehemia (49)
- Esther (5)
- Job (182)
- Psalmen (455)
- Spreuken (71)
- Prediker (22)
- Hooglied (27)
- Jesaja (268)
- Jeremia (309)
- Klaagliederen (26)
- Ezechiël (321)
- Daniël (55)
- Hosea (20)
- Joël (13)
- Amos (26)
- Obadja (8)
- Jona (9)
- Micha (27)
- Nahum (4)
- Habakuk (18)
- Zefanja (9)
- Zacharia (25)
- Maleachi (25)
- Mattheüs (262)
- Markus (113)
- Lukas (231)
- Johannes (249)
- Handelingen (146)
- Romeinen (62)
- 1 Corinthiërs (89)
- 2 Corinthiër (45)
- Galaten (36)
- Efeziërs (41)
- Filippenzen (21)
- Colossenzen (37)
- 1 Thessalonicenzen (34)
- 2 Thessalonicenzen (9)
- 1 Timotheüs (10)
- 2 Timotheüs (13)
- Titus (3)
- Filémon (6)
- Hebreeën (40)
- Jakobus (34)
- 1 Petrus (31)
- 2 Petrus (10)
- 1 Johannes (18)
- 2 Johannes (1)
- 3 Johannes (5)
- Judas (3)
- Openbaring (51)