'Naar' in de Bijbel
Van Zijn Zoon,, Die geworden is uit het zaad van David, naar het vlees;
Die krachtelijk bewezen is te zijn de Zoon van God, naar den Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden) namelijk Jezus Christus, onzen Heere:
En wij weten, dat het oordeel Gods naar waarheid is, over degenen, die zulke dingen doen.
Maar naar uw hardigheid, en onbekeerlijk hart, vergadert gij uzelven toorn als een schat, in den dag des toorns, en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods.
In den dag wanneer God de verborgene dingen der mensen zal oordelen door Jezus Christus, naar mijn Evangelie.
Indien nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig, als Hij toorn over ons brengt? (Ik spreek naar den mens.)
Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze vader, verkregen heeft naar het vlees?
Nu dengene, die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar schuld.
Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; ten einde de belofte vast zij al den zade, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof Abrahams is, welke een vader is van ons allen;
Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;
Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.
Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.
Want die naar het vlees zijn, bedenken, dat des vleses is; maar die naar den Geest zijn, bedenken, dat des Geestes is.
Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven.
Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven.
En Die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.
En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn.
Want ik zou zelf wel wensen verbannen te zijn van Christus, voor mijn broederen, die mijn maagschap zijn naar het vlees;
Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit den Roepende;
En Jesaja verstout zich, en zegt: Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; Ik ben openbaar geworden dengenen, die naar Mij niet vraagden.
Alzo is er dan ook in dezen tegenwoordigen tijd een overblijfsel geworden, naar de verkiezing der genade.
Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade, die ons gegeven is,
Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren;
Deelt mede tot de behoeften der heiligen. Tracht naar herbergzaamheid.
Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven.
Maar indien uw broeder om der spijze wil bedroefd wordt, zo wandelt gij niet meer naar liefde. Verderf dien niet met uw spijze, voor welken Christus gestorven is.
Doch de God der lijdzaamheid en der vertroosting geve u, dat gij eensgezind zijt onder elkander naar Christus Jezus;
Zo zal ik, wanneer ik naar Spanje reis, tot u komen; want ik hoop in het doorreizen u te zien, en van u derwaarts geleid te worden, als ik eerst van ulieder tegenwoordigheid eensdeels verzadigd zal zijn.
Maar nu reis ik naar Jeruzalem, dienende de heiligen.
Als ik dan dit volbracht, en hun deze vrucht verzegeld zal hebben, zo zal ik door ulieder stad naar Spanje afkomen.
Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die van de tijden der eeuwen verzwegen is geweest;
Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt;
Zoekresultaten op Versies
Zoekresultaten op Boek
- Genesis (145)
- Exodus (86)
- Leviticus (45)
- Numberi (190)
- Deuteronomium (104)
- Jozua (115)
- Richteren (65)
- Ruth (4)
- 1 Samuël (91)
- 2 Samuël (60)
- 1 Koningen (96)
- 2 Koningen (93)
- 1 Kronieken (56)
- 2 Kronieken (107)
- Ezra (36)
- Nehemia (35)
- Esther (23)
- Job (34)
- Psalmen (89)
- Spreuken (30)
- Prediker (15)
- Hooglied (1)
- Jesaja (62)
- Jeremia (147)
- Klaagliederen (3)
- Ezechiël (108)
- Daniël (22)
- Hosea (16)
- Joël (2)
- Amos (8)
- Jona (5)
- Micha (2)
- Nahum (1)
- Habakuk (1)
- Zefanja (2)
- Zacharia (11)
- Mattheüs (34)
- Markus (23)
- Lukas (58)
- Johannes (27)
- Handelingen (93)
- Romeinen (33)
- 1 Corinthiërs (17)
- 2 Corinthiër (21)
- Galaten (11)
- Efeziërs (16)
- Filippenzen (10)
- Colossenzen (8)
- 1 Thessalonicenzen (1)
- 2 Thessalonicenzen (3)
- 1 Timotheüs (8)
- 2 Timotheüs (9)
- Titus (5)
- Filémon (1)
- Hebreeën (21)
- Jakobus (5)
- 1 Petrus (7)
- 2 Petrus (4)
- 1 Johannes (1)
- 2 Johannes (1)
- Judas (2)
- Openbaring (9)